101 bij vier compagnieën op vier schepen, die door storm genoodzaakt waren de haven van Delfzpl binnen te loopenwaar echter geen monster-commis sarissen met de patenten aanwezig warenzij moesten wachten op provinciale patenten voor den marsch van Delfzijl naar Overijssel, op generaliteits- patenten naar de plaatsen van bestemming. Toen de Staten van Fries land een uit Denemarken aangekomen compagnie naar Langakker-schans in plaats van naar Dokkum zondenbetwistte de Raad van State deze handeling, waardoor compagnieën uit generaliteits-frontieren op provin ciale patenten waren omgewisseld (1). De verschillende bestuurslichamen betuigden hun tevredenheid over den afloop der expeditie. De Staten van Holland hadden reeds in Januari de kolonels op Funen voor hunne „goede ende couragieuse conduite" bedankt, met beloften tot bevordering, 't Bleef echter bij de aanstelling van een gereformeerd kapitein, van zes luitenants tot compagnies-com mandant op Funen en van twee jongelieden tot vaandrig te Kopenhagen; na terugkomst in het vaderland bevestigden de Staten de door Puchler en Killegrew aangestelde luitenants en vaandrigs in hun nieuwen rang. De Staten-Generaal oordeelden t billijk om de officieren, die een hoogere waardigheid dan in hun gewonen rang bekleed hadden, geldelijk te be- loonende Raad van State stelde voor om daartoe beschikbaar te stellen het halve bedrag voor den in de staten van oorlog uitgetrokken hoogeren rang, hetwelk sinds 1648 niet meer was uitbetaald. De beslissing behoorde uitsluitend tot de bevoegdheid der betaalsheeren. De ritmeester Buat ontving een bijzondere loftuiging. Hunne Hoog Mogenden droegen den president hunner vergadering, Johan van Gent, op om hem „te betoonen „'t sonderlinge genoegen ende contentement 't welck haer Ho. Mo. hebben „genomen aen sijne goede diensten in Denemarckenende insonderheyt „int Landen op het Eylandt Funen gedaen, ende dat haer Ho. Mo. sulcx „bij voorvallende occasie sullen geclencken" (2). Buat zou in 1666 de beteekenis dezer ijdele belofte ondervinden, nadat hij door toedoen van Johan de Witt, wegens het voeren van geheime correspondentie ten gunste van den prins van Oranje, werd gevangen gezet. Volgens de in 1649 en 1657 met Denemarken gesloten tractaten was de Republiek verplicht een secours van 6000 man op hare kosten te leveren en tot den vrede te onderhouden. Daarentegen kon ze aan Dene marken de kosten voor het op verzoek des konings naar Noorwegen gezonden detachement, de levering van vivres en ammunitie voor de koninklijke troepen en de transportkosten der Deensche troepen van Jutland naar Funen in rekening brengen (8). (1) Ros. S. G. 17 Maart, 3 April, 18, 25 Juni, 14, 28 Juli, 17, 18 Augustus, 14, 20, 27 September, Seer. Res. S. G. 29 Juli, Res. R. v. St. 17 Maart, 14, 24 Juli, 17, 19 Augustus, 7 October, Res H. 7 September 1660. Over de zaak des Ombres-de Milet zie Res. R. v. St. 14 November, Res, S. G. 22 November 1659, 16 Maart 1660. (2) Res. H. 24 Januari, 14 Februari, 16, 25 Maart, 10 September, 1 October, Res. S. G- 19 Mei, 9, 15 September, Res. R. v. St. 11, 20 September, 15 October 1660, (3) Res. R. v. St. 11 Maart 1661.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 121