107 kwaitieieii te betrekken. Men besloot tot samenstelling van twee „grossen"19 compagnieën ruiterij onder kolonel van Aerssen van Som- melsdyok en 500 musketiers onder luitenant-kolonel Pierre de Per- poncher Maisonneuve verzamelden te 's-Hertogenbosch10 compag nieën ruiterij en 600 musketiers onder kolonel graaf Johan van Hornes en sergeant-majoor Johan van Ingen Nulant bleven voor- loopig in de garnizoenen. De trein bestond uit drie kamerstukken van 12 F, drie draken van 6 <8, met een kanonnier bij elk stuk, voorts tien legerwagens voor den veldmaarschalk, een voor eiken hoofdofficier, een voor twee kapiteins. Wegens afwezigheid van een groot aantal ruiter-officieren moesten alle gereformeerde cavalerie-officieren zich ter nadere plaatsing bij de compagnie-colonnelle van den veldmaarschalk aanmelden. Middelerwijl vertrok een trompetter met een brief van Hunne Hoog Mogenden naar hertog Karel wiens verblijf onbekend was met last „dat hij den hoochgemelten hertoch sal hebben te „vinden daer hij is'. De opdracht faalde; de hertog was buiten de Spaanse lie legeering om met de Franschen in onderhandeling getreden, dientengevolge te Brussel gevangen genomen en naar Tudela in Spanje gevoerd, waar hij tot 1659 bleef. Zijn broeder Nicolaas Frans stelde zich thans aan het hoofd der Lotharingsche troepen. Deze en de Condé schen legerden hoofdzakelijk langs de Maas, met het hoofdkwartier op het kasteel Cartils bij Wylre, lieten Gemert en Megen ongemoeid maar pleegden tot nabij Luik „groote knevelerie"; zij maakten de wegen naar Maastricht en 's-Hertogenbosch zoo onveilig, dat de handel dezer plaatsen op Breda en Bergen-op-Zoom geheel stil stond. Om daartegen te voor zien, kwam men in 1655 overeen dat Staatsolie ruiters de dorpen Hees en Leende, de Luikenaars Bree en Hamont zouden bezetten; alleen Luik kweet zich van zijn plicht. In den loop van hetzelfde jaar voegde hertog Nicolaas Frans zich aan Fransche zijde (1). Uit het voorgaande valt het gevolg te trekken, dat de Republiek, wanneei liaie militaire maatregelen sneller, vooral krachtiger uitgevoerd warendan beter aan hare verplichtingen om de onderhoorige landen te beschermen tegen invallen en andere overlast zou hebben voldaan. De ongelukkige toestand duurde in 1654 voort, verergde zelfs, omdat de Republiek niet tot bijzondere krachtsinspanning in staat was. Bij alle verdere invallen, plunderingen, brandschattingen, ongeoorloofde wer vingen inkwartieringenbepaalde de regeering zich als regel tot protesten een enkele maal tot represailles en onderhandelingen met den Spaanschen gezant. Dit laatste was vooral noodzakelijk nadat Spanje in de betwiste landstieken was overgegaan tot heffing van belastingen, gevangenneming (1) Res. S. G. 13—15, 19, 22, 23, 28, 29 November, 2, 9, 11, 13, 15, 18,24, 27 De cember, Seer. Res. S. Cr. 18, 21 November, Res. R. v. St. 18, 23—25, 29 November, 2 De cember 1653, Res. S. G.2 Januari, 6, 10, 21 Februari 1654, 30 Januari, 6, 19 Februari Res. R. v. St. 3 Februari 1655,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 127