Hornes, commandeur van Grave, wist Boxmeer voor inkwartiering te behoeden: maatregelen, welke den toorn opwekten van den prins van Condé en van den nieuwen Spaanschen landvoogd don Jan van Oostenrijk, natuurlijken zoon van Filips IV, grootprior van Castiliëvoorheen be velhebber der Spaansche troepen in Napels en Sicilië, sinds 1656 opvolger van aartshertog Leopold Willem van Oostenrijk. Hunne ontstemming vermeerderde door de eigenmachtige vergunning van kolonel Machaült commandeur van Rees, aan de Franschen te Thionville om de Rijn-brug bij Rees te betreden, waardoor zij hunne strooptochten tot in het Over- kwartier van Gelder konden voortzetten (1). Het jaar 1657 beloofde schijnbaar verbetering in het optreden dei- Republiek. Op aandrang van Holland om het bezit van Overmaze met de sterke hand te „maintineren"verklaarden de Staten-Generaal zich souverein over het graafschap Megen, de heerlijkheid Ravestein en de drie landen van Overmaze, waarvan de Spanjaarden in 1648 „geen voet „aerde" de hunne konden noemen. In afwachting der eindovereenkomst gelukte 't den 28sten Augustus om met den Spaanschen gezant een „interim" te sluitenvolgens hetwelk beide partijen zich gedurende twee maanden van alle feitelijkheden en executiën zouden onthouden, 't Bleef bij onderhandelen over verlenging van het interim; de „excessen, „executie, vangen en spannen der ingezetenen" duurden voort. Hunne Hoog Mogenden verklaarden wel geen „retorsie" te zullen toepassen, de zaken liever „a l'amiable" te schikken: maar zulks kon den eigen onderdanen niet belettenzich eveneens aan euveldaden schuldig te maken, gevolg van de rechtsonzekerheid, waarin de grenslanden ver keerden (2). In het najaar van 1657 moest men weder bedacht zijn om vreemde inkwartiering te verhinderen en werden de commandeurs herinnerd aan de bevelen om geen vreemde krijgslieden onder het kanon hunner vestingen of forten toe te laten. Te Vlytingenongeveer een uur van Maastricht en indisputabel ressorterende onder desen Staet", vertoonden zich Condé'sche troepen onder kolonel Ravenel. Hij beriep zich op het bestuur te Brussel, hetwelk Boxmeer voor inkwartiering had aange wezen; op last van Condé geschiedde zulks niet en werd Vlytingen ont ruimd. Intusschen had Boxmeer een Staatsche sauvegarde van een sergeant en twaalf man gekregen. Deze heerlijkheid behoorde aan den in 1656 te Brussel overleden graaf Albert van den Berg. Zijne weduwe (1) Res. S. G. 3, 4, 6, 13 Januari, 14, 15 Maart. 10, 12, 15, 18, 21, 24 April, 1, 9, 15, 18, 20 Mei, 7 Juni, 5 610, 181931 October, 1, 11—13, 18, 21, December, Res. It. v. St, 9 Februari, 15 Maart, 12, 18, 24, 28 April, 10, 11, 14 Mei, 31 October, 29 November 1656, Res. S. G-. 3, 5, 11, 15, 16, 19, 23 Januari3 Februari, Res. R. v. St. 2 Januari 1657. (2) Res. S. G. 6, 8 Januari, 10, 20 Februari, 22, 27, 29, 30 Juni, 20 25, 27 Juli, 7, 28 Augustus, 10, 11, 14 September, 12689 1229 30 October, 1, 3, 17 November, 8, 15, 23 December, Res. H. 27 Maart, Res. R. v. St. 17, 18, 20, 21, 27 Juli, 30, 31 October, 19, 20, 23, 27 November, 11, 15 December 1657. Zie Aanteekening N° 16.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 129