iii spoor van wederzijdsche willekeur en verwijten. In liet begin van 1661 brachten Hunne Hoog Mogenden de bezettingen der drie hoofdplaatsen op een sterkte van 183 man; de Rijngraaf liet voortdurend de Spaansche afdeelingen door cavalerie-patrouilles gadeslaan en zond 25 soldaten naar Heerle om de bijbehoorende dorpen „tegens foules te salvegarderen". Op aandrang van den Spaanschen gezant moesten deze detachementen inrukken en mochten de bezettingen zich niet buiten de drie hoofd plaatsen vertoonen (1). Op 7 Maart 1661 brachten de gecommitteerden van Hunne Hoog Mo genden en de Spaansche gezant don Estevan de Gamarra y Contreras na langdurige onderhandelingen een „partage tractaat" tot stand. Maai de uitvoering bleek wegens de versnippering van groote en kleine perceelen zoo moeilijkdat de Generaliteit in een herziening toestemde waarbij ze zich eenig nadeel getroostte. Het nieuwe op 26 December onderteekende verdrag bepaalde dat met ingang van 15 Januari 1662 elke partij hare gerechte helft in volle eigendom zou bezitten, onder voorwaarde dat het verdrag van 7 Maart zou gelden indien Spanje den bepaalden datum van ratificatie liet verloopen (acte van non-prej u- ditie). Volgens het tractaat van 26 December behoorden de kasteelen van Valkenburg en Daelhem aan de Republiek. Het reeds op 10 December vastgestelde reglement omschreef de bestuurs-bepalingen in zake de religie, justitie, politie en financie. Hans Willem van Till ontving een nieuwe commissie als drost van het land van Valkenburg, Robbert van Ittersum voorliet land van Daelhem en het kwartier van 's-Hertogenrade laatstgenoemde tevens sergeant-majoor der infanterie onder vrij stelling wegens „lyffswackheyt ende indispositie" om te 's-Gravenhage den gevorderden eed te komen afleggen (2). Toen de ratificatie door den koning uitbleef, dreigden de Staten-Gene- raal herhaaldelijk zich aan de acte van non-prejuditie te zullen houden en de verdeeling van 7 Maart 1661 ten uitvoer te leggenwaarbij o. a. ook het kasteel van 's-Hertogenrade aan hen was toebedeeld. Pas in April 1663 kon de uitwisseling der ratification geschieden. Toch vielen nog enkele duistere punten te regelen, o. a. de verdeeling van het Ra- venbosch, het „uijtwegen" (maken van gemeenschapswegen) langs of door Schaesberg naar den Rijksbodem, de grensscheiding tusschen het graafschap Vroenhoven met de heerlijkheden Sweembrugge, St. Pieter, Riempt, Vlijtingen, Kessel en de baronie van Petershem. Bij de con ventie van Aken op 29 September kwam de eindregeling tot stand (1) Res. S. G. 3 Februari, 2, 5, 16 Maart, 17 April, 3. 14, 26 Juni, 27 Juli,3, 7 Augus tus7 September, 15, 16 October, 18, 27 November, 4, 17, 30, 31 December, Res. R. v. St. 3 Maart, 19 Juli 1660, Res. S. G, 18, 20, 28 Januari, 10, 14 Februari, Res. R. v. St. 7, 12, 14 15 Februari 1661. (2) Res. S. G. 9 Maart, 16 April, 10, 14, 10, 30, 31 December, G. P. B. II 2778 dd. 26 December 1661.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 131