112 Waarna het reglement van 10 December 1661 wijziging onderging en de edelen, die bezittingen op liet gebied des konings en van de Republiek hadden, zich moesten verklaren tot welke mogendheid zij wenschten te behooren (1). Graaf Adriaan Balt has ar van Flodroff erkende de Staten-Generaal als zijne leenheeren voor de heeilijkheid Leuth, kasteel en onderhoorig- heden. Keizer Ferdinand kende zich echter het souvereiniteits-recht toe en steunde Adriaan van Virmont, heer van Neersen, kamerheer van hertog Filips Willem, paltsgraaf van Nieuwburg, in zijn voor geven dat Leuth volgens erfrecht aan hem, niet aan zijn neef van Flodroff toekwam. Nadat het rijkskamergericht te Spiers had uit gemaakt dat Leuth een keizerlijk leen was, droeg de keizer den paltsgraaf op om Virmont gewapenderhand in het bezit der heerlijkheid te stellen, waaraan in Augustus 1662 werd voldaan. De Staten-Generaal verklaarden dat Leuth een leen was van Valkenburg, dus van de Republiek, en nimmer te zullen gedoogen dat Leuth met „Nieuburgsche ofte andere „volckeren soude beset blijven ende int allerminste gefortificeert werde". Door krachtiger dan gewoonlijk op te treden, wonnen de Staten het pleit. Na versterking van het garnizoen van Maastricht met eenige com pagnieën cavalerie, bezette de Rijngraaf drie dorpen in de nabijheid van Leuth. Doch het meest afdoende middel bleek te bestaan in beslag legging op de hertogelijke domeinen in zijn heerlijkheid Ravestein; Leuth werd ontruimd en op 28 October voorzag de Rijngraaf het kasteel met 25 man Staatsolie bezetting. De Staten-Generaal lieten nog eenige maanden verstrijken, alvorens het arrest op de eigendommen des hertogs op te heffen en de naar Maastricht gezonden compagnieën naar hare garnizoenen te laten wederkeeren. Pas in 1666 kwam een overeenkomst tusschen de belanghebbende partijen tot stand (2). In 1662 volgde eveneens de beslechting omtrent het „territoriaal diffe rent" betreffende het dorp en de heerlijkheid Gemert. De commanderij van Gemert was, evenals die van Vught, onderworpen aan de land-com manderij van Aldenbiesen der Duitsche Orde. Op 14 Juni sloten de Staten-Generaal een concordaat met de gevolmachtigden van aartshertog Leopold Willem van Oostenrijk grootmeester van genoemde orde, wiens souvereiniteit zij erkendenonder voorbehoud van zekere rechten in zake justitie en godsdienst en tegen een vergoeding van 40.000. Ambro- sius van Virmont was destijds commandeur van Gemert (3). (1) Res. S. G. 3 Februari, 15 April, 31 Juli, 2 Augustus, 15 November, 9, 19 December, G. P. B. II 2847 dd. 15 April en 18 October 1662Res. S. G. 524 Maart3,5,17 April 4 Mei6 September15 October 1663. (2) Res. S. G. 28 Juli, 1, 12, 14, 16, 18, 29, 31 Augustus, 1, 2, 4, 13 September, 9, 10, 24, 26, 28, 30 October, 1,2,6, 10, 13 November, Res. R. v. St. 26 October 1662, Res. S. G. 3 Januari, 16 April, 1, 23 Mei 1663, Res. S. G. 16 Augustus, 3 September 1666. i.3) Res. S. G. 4 22, 25 Februari, 9 Maart, 8, 15 Juni, CL P. B. VI 303, dd.14 Juni 1662.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 132