ii5 van State opdracht om een petitie van 300.000nit te schrijven, welke aangelegenheid echter slecht van stapel liep (1). De gezant mr. Willem van Nieupoort bekend van wege de acte van seclusiemoest aftreden; in zijn plaats vertrok een extra-ordinaris gezantschapbestaande uit Lodewijk van Nassau-Beverweerd Simon van Hoorn, Michiel van Gogh en Joachim Ripperda tot Fermsum naar Londen. Beverweerd ging vooruit, vergezeld door zijn twee oudste zonen, den ritmeester Maurits Lodewijk van Beverweerd en den kapitein Willem Hadriaan van Odijk (2). De jongste gebeurtenissen in Engeland verlevendigden de verwach tingen der Oranje partij. De Staten van ZeelandFriesland én Groningen, getrouwe wakers voor de belangen van den prins van Oranje, die sinds 1659 aan de hoogeschool van Leiden studeerde onder toezicht van zijn gouverneur Frederik van Nassau-Zuylenstein kolonel van het Stichtsche regiment, steunden de hoop van prinses Henriëtte Maria bij haar vertrek naar Engeland in den zomer van 1660: zij vleide zich van Hunne Hoog en Hun Edel Groot Mogènden de verzekering te ontvangen dat haar zoon bij het bereiken der meerderjarigheid de hooge betrek kingen zijner voorouders zou verwerven; aan de Staten van Holland verzocht zij meer in 't bijzonder 's prinsen opvoeding als kind van dezen Staat te behartigen. Zeeland wees bovendien op de noodzakelijkheid om in vredestijd te denken aan de „swaricheden van 't oorlogh", de benoeming van een opperbevelhebber niet uit te stellen tot de vijand voor de poorten en in het hart des lands zou staan, doch wenschte den Prins nu reeds als kapitein-generaal en admiraal der Unie, stadhouder, gouverneur, kapitein-generaal en admiraal van Holland en Zeeland aan te wijzen, onder opmerking: „men can van nu aff claerliek sien, dat Godt „de Heer verscheijde goede deuchden en gaven in deselve genadichlick heeft „gelecht. En particulierlick een goetaerdich en medegaende naturel, wel „overeencommende met het humeur van dese natie". Tot zijn achttiende jaar, oordeelden de Zeeuwen, konden bedoelde waardigheden door een of meer der voornaamste militaire officieren worden vervuld. Holland, beter gezegd Johan de Witt, verkoos zich niet met deze voorstellen in te latenniets aan de prinses te belovenmaar verklaarde de acte van seclusie van 4 Mei 1654 welke voor koning Karel toch reeds alle beteekenis had verloren „gemortificeert" (29 September 1660) (3). Voorts toonden (1) Ros. S. CL 14, 15, 19—21, 31 Mei, 1, 4 October, Res. R. v. St. 20 April, 19, 22—25 Mei, 1, 2 Juni, Res. H. 13, 15, 22, 24, 28 Mei, 1—3 Juni; CL P. B. VIII 4 en 5 dd. 24 en 81 Mei 1660: ontvangst des konings op den bodem van Holland en »solemnele uytleydinge". (2) Res. S. CL 22 en 25 Juni 1660. Do jonge Beverweerd was ritmeester geworden in plaats van den overleden Hendrik van Eede van Woudenherg (Res. R. v. St. 4 Augustus op acte van Holland dd. 29 Juli 1656). Odijk was van vaandrig by de garde tot kapitein aangesteld, in plaats van Dirk van der Does (Res. R. v. St. 16 Februari, op acte van Hol land dd. 7 Augustus 1654). (3) Res. H. 30 Juli, 11, 24, 28, 29 September, Res. S. G. 13 Augustus, 23, 28 Septem ber 1660.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 135