117 Isinghien, die beweerde een vordering van 180.000 op liet Hui* van Oranje te hebben. In weerwil van 'skonings vernieuwde beloften, dat overeenkomstig artikel 45 van liet vredesverdrag 's prinsen goederen als gevolg van het tusschen partijen gevoerde proces niet zouden worden aangetast, eigende de prinses van Isinghien zich de heerlijkheid Herstal toe en maakte de baronie van Grimbergen, het burggraafschap van Ant werpen, de baronie, stad en lande van Diest, stad en lande van Sichein de heerlijkheid Meerhout en andere eigendommen „tot vijlen prijse affhandich". De Staten-Generaal beloofden aan prinses Amalia alle mo gelijke hulp, ook om beslag te leggen op de geestelijke goederen; de Staten van Holland lieten den koning van Groot-Brittannië ver zekeren, al het mogelijke te zullen verrichten om zijn neef, den prins van Oranje, in het bezit zijner domeinen, goederen en rechten te hand haven; de andere bondgenooten onthielden zich van elke verklaring in dien zin (1). In 1649 aanvaardde burggraaf Frederik van Dohna het bewind over het prinsdom Oranje met den titel van kapitein-generaal. Na het over lijden van prins Willem II :(IX in Oranje) koos hij partij voor prinses Amalia en hare dochter Louise Henriette van Brandenburg tegenover de „princes royale" Henriette Maria, die hem wantrouwde en te recht verdacht dat hij het vorstendom aan Lodewijk XIV wilde vervreemden. Vruchte loos zonden de Staten-Generaal in 1659 mr. Otto Copes, raad en pensio naris van 's-Hertogenboschnaar Parijs om zulks te voorkomen. Dohna leverde het volgende jaar het kasteel over. De koning beloofde het aan den meerderjarig geworden prins Willem X te zullen teruggeven doch liet middelerwijl de vestingwerken slechten, ook „eenige oude Mu- „railles, genoemt Barrions, die daer al waren geweest voor dry hondert „jaren, gelijck als alle cleene Steden en Dorpen in die quartieren ge- „meenlyck hebben". Toen de Prins in 1665 als meerderjarig werd be schouwd, gaf de koning het bestuur wel zoogenaamd over, doch het prinsdom behield Fransche gouverneurs (2). Tijdens de zending van een hulpkorps naar Denemarken waren som mige compagnieën infanterie met 25 man vermeerderd, waardoor de legersterkteeene versterking van het garnizoen te Emden inbegrepen, met 7445 man op papier verhoogd was. Voor de vermeerdering kwamen 47 op Friesland gerepartieerde compagnieën in aanmerkingbe trekkelijk een veel grooter aantal dan ten opzichte van Holland. Aan- (1) Res. S. G. 6 Maart, 20 December 1662, 16 Maart, 16 Mei, 23 Juni, 7 Juli, 20 Augus tus, 20 November, 21 December Res. H. 15 Maart, 27 April, 2 Mei 1663 8 Mei, Res. S. G. 18 Augustus 1664. (2) Res. S. G. 23, 29 December 1659, 3, 5, 7, 11, 23, 26 Februari, 1, 8, 11 Maart, 5 Juni, Res. R. v. St. 13 Maart 1660, S. G. Lias loopende 1663 dd. 25 Januari, Res. S. G. 26 December 1664, Zie Aanteekening N° 19,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 137