118
gezien de Raad van State wegens oneenigheid der bondgenooten geen
„egalisatie" der lasten kon opmaken, dreigden Friesland en Groningen
in April 1659 hunne compagnieën op de vorige sterkte te zullen terug
brengen. Trots liet betoog van den Raaddat een „remboursement" alleen
gerechtvaardigd kon zijn, wanneer de Staten van Friesland hunne com
pagnieën, in plaats van met 25, niet eigenmachtig slechts met 19 man hadden
vermeerderdbleef de provincie bij den eisch„satisfactie en egalisatie".
Ook de Staten van Zeeland drongen daarop aan, onder bedreiging de
25 man tot 16 te verminderen. Na terugkomst van het secours uit
Denemarken ontsprong men aan de moeilijkheden, toen de Staten-
Generaal gehoor gaven aan Holland's wenschen om de 25 man te ont
slaan, hetgeen in September 1660 geschiedde (1).
De handel bracht schatten in het land. In plaats van het behoud dezer
rijkdommen door een voldoend sterke krijgsmacht te waarborgenachtten
de machthebbenden in de Republiek alle uitgaven voor de levende en de
doode strijdkrachten nutteloos en drongen voortdurend aan op bezuiniging.
Reeds op 22 Mei 1654 had Hollandniettegenstaande verzet van de ridder
schap, van de steden GorinchemEdam, Monnikendam en Purmerendin
beginsel tot samenvoeging van compagnieën besloten. Toen 't bij onwil
der bondgenooten onmogelijk bleek om tot een generaliteits-besluit te
geraken, besloot Holland op 5 October 1660 om twaalf compagnieën
te paard te licentieeren en de infanterie compagnieënbehoudens enkele
uitzonderingen, samen te voegen. Holland grondde het besluit „op
„het verloop ende schaersheyt van de flnantie van die provintie, die
„soodanich was, dat sij de groote lasten vervat inde generale petitien,
„ende specialyck in den Staet van Oorloge, ontrent de militie, niet
,-,langer conden dragen, op de conjuncturen vande tijden ende saecken
„ende welcke alle nabuyrige potentaten in vreede sijnde, hare finantien
„met verminderinge van hare middelen soo veel mogelick soulageren,
„ende op de generale regulen ende maximen van alle goede financiers,
„die bij tijde van vreede saecken te herstellen, ende te stereken de
„zenuwen van den Staet, die bij sware tyden van oorlogen vervallen
„ende verswackt syn". De Raad van State toonde zich zeer bekommerd
over „de voorsz. provintiale resolutie, considererende als een saecke van
„seer groote ende dangereuse consequentie ende die na sicli slepen
„moeste een generale disordre ende confusie"; elke provincie zou het
gegeven voorbeeld naar eigen inzichten navolgen. Bovendien werd een
garnizoens-verandering op groote schaal noodzakelijk, ten einde de fron
tieren niet geheel te ontblooten. De overweging, dat de betrekkingen
(1) Res. S. G. 1, 12 April, Res. R. v. St. 9, 10 April 1659, Res. S. G. 9, 11, 12 Maart,
9 September, Res. R. v. St. 16 Maart, 11 September, Res. H. 23 Juni, 23 Juli 1660. Van
het garnizoen te Emden moesten drie Friesche en een Groningsche compagnie met 2-5 man
de Drentsche compagnie met 50 man versterkt wordenFriesland liet de versterking achter
wege (Res. R. v, St. 11 Februari, 26 November, 4 Pecember 1659),