i25
„bij de wech van amicable compositie" uit den weg te ruimen, onder
verklaring dat zij geen enkelen gewelddaad tegen de stad zouden ge-
doogen. Tevens stonden zij toe aan gepensionneerde gereformeerde offi
cieren om in Munsterschen dienst te treden (1).
De nabijheid van vreemde krijgsbenden, terwijl de bisschop nog altijd
aanspraak maakte op de heerlijkheid Borculo, noopte de Sfaten-Generaal
tot verzoek aan den Raad van Stateomtrent den toestand der
oostelijke frontieren te worden onderricht. De Raad achtte de fortifi
catie-werken aan en nabij den Yssel en den Rijn in redelijk goeden
staat; mits de provinciën de verschuldigde penningen afdroegen tot op
maken der batterijen. Sommige plaatsen waren voldoende voorzien van
kruit, lood en lonten, doch hadden gebrek aan affuiten; de maga
zijnen bevatten geen voldoende hoeveelheid levensmiddelenomdat Holland
sinds lang niets voor die post op hare quote ad 3000 had afgedragen.
De plaatsen waren tamelijk met voetvolk bezet; bij meerdere compagnieën
ontbraken echter officierenvooral bij die gerepartieerd op Holland.
De provinciën mochten niet ingrijpen ten opzichte van de generaliteits-
patenten en geen verloven verleenen, wanneer de generaliteit had gelast,
dat ieder officier zich in zijn garnizoen moest bevinden. De ruiterij
„meest noodig om subite invasien van vijanden te weeren" stond
grootendeels aan de frontieren; voor de zich elders bevindende compag
nieën lagen de patenten gereed om ze zoo noodig te verplaatsen. De geringe
sterkte maakte 't wensehelijk tijdelijk 2000 geoefende ruiters aan te
nemen, met welke de compagnieën-colonnelle op 100, de overige op
90 paarden konden gebracht worden; dientengevolge zouden de weke-
lijksche uitgaven tot 56.000, de jaarlijksche tot 486.667181
stijgen (2). Dit advies wekte levendige bezorgdheid bij de Staten-Gene
raal, die de provinciën dringend verzochten aan hare geldelijke verplich
tingen te voldoenhet eenige middel om in de door den Raad van State
aangegeven leemten te voorzien. Deze liet al vast kruit en lood uit-
deelen en de militie minstens eens per week oefenen. Van vermeerdering
der cavalerie kon sinds den aandrang van Holland op de reductie van
het leger geen sprake zijn, terwijl voorliet verder „behoorlick reguleren
„ende redresseren van de militie als andersints" geen gelden beschikbaar
gesteld werden (3).
Middelerwijl kwamen berichten in omtrent de nadering van „Keyserlicke
„volckeren in het Stift van Munster"; de stad drong nogmaals aan op
hulp, de frontier-steden op versterking van garnizoen. Gewapende hulp
(1) Res. S. G. 3 Januari. 22 Februari, 8 1120 September, 18, 20—28 November, 15,
29, 31 December, Res. R. v. St. 4 Maart, Res. H. 24 September, 20 November, 20 December
1659, Seer. Res. S. G. 9 Januari, Res. S. G. 28 Januari, 2,5,8 Februari, Res. R. v. St. 4,
5, 9, 11, 23 Februari 1660.
(2) Res. S. G. 18 Res. R. v. St. 14 October 1659.
(3) Res. S. G. 2 Maart, 22 April, 19 Mei, Res. It. v. St. 10 April, 23, 20 October 1660.