i2é aan de stad bleef uitgeslotenwel was de Republiek bereid tot een, vior- procents leening van 10.000 rijksdaalders. Om dit bedrag bijeen te brengen, rekende men op stortingen door de naast aan het stift gren zende gewesten, Gelderland, Utrecht en Overijssel, resp. van 9500, 9500 en 6000 in mindering van hare verplichtingen (1). Beter nog hoopte men op een minnelijke schikking. Op het schriftelijke aanbod een van zwakheid getuigend staatstuk volgde in Juli de zending eener deputatie, voorzien van een „project accord". De bisschop ontving de Hollandsche heeren met zekere minachting; de stad achtte de voorstellen al te nadeelig, zoodat de deputatie in September onverrichterzake naar huis ging. Nadat Johan de Witt vruchteloos beproefd had om den bisschop door tusschenkomst van den Spaanschen ambassadeur te be werken, overreedde Holland in October de Staten-Generaal tot het zenden eener tweede deputatie om den bisschop en de stad te bewegen „tot „afflaet van alle feytelyckheden ten wedersijden ende affdanck vande „crychsvolckeren omme vervolgens te beter te moyenneren het accom- modement tusschen de strijdige partijen". Ook deze poging mislukte; bovendien noodigden de te Frankfort vergaderde keur- en andere vorsten Hunne Hoog Mogenden uitook namens koning Lodewijk XIVom zich te onthouden van alle zaken, die uitsluitend het Rijk aangingen. Tevens verluidde 't, dat de bisschop zich had aangesloten bij de vorsten van het Rijn-verbond, aan wier hoofd feitelijk Lodewijk XIV" stond; hij kon rekenen op hunne strijdkrachten en op een Franscb korps onder den maarschalk Abraham Fabert, gouverneur van Sedan (2). Het Rijn verbond was in 1658 op initiatief van Johan Philip van Schoenbor.n keur vorst-aartsbisschop van Maintz, tot stand gekomen. De vorsten van Hessen- Kassei, Nieuwburg, Brunswijk-Luneburg en de koning van Zweden, als hertog van Bremen en Verden, in 1665 keurvorst Frederik Willem van Brandenburg hadden zich daarbij aangesloten. De keurvorst van Maintz wist na het overlijden van keizer Ferdinand III (1657) de keizerkeuze een jaar lang ter wille van keurvorst Ferdinand Maria van Beieren op te houden. Doch in Juli 1658 werd 's keizers zoon Leopold I, zwager van den Franschen koning, gekozen. Tijdens het bestaan van het zeven tiende eeuwsche Rijn-verbond maakte de keurvorst-aartsbisschop van Keulen 't der Republiek zeer lastig om Rijnberk terug te krijgen. Deze plaats behoorde ontegenzeggelijk onder Keulen, doch was sedert de verovering- in 1683 op de Spanjaarden door de Republiek in bezit gehouden (3). Het (1) Res. S. G. 23, 28 Februari, 1, 26, 30 Maart, 1 AprilRes. R. v. St. 3 Maart, 2 April 1600. (2) Res. S. Cr. 30 Maart, 12 April, 4, 30 Juni, 9, 30 Juli, 14, 28 Augustus, 13, 15, 24, 27 September, 0, 30 October, 17, 24 November, Socr. Ros. S. O. 8 October, Res. R. v. St. 17 AprilRes. II. 9 October 1660. (3) Zie Aanteekening N° 21.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 146