i2Ó de Staten-Generaal meermalen gedeputeerden naar Oost-Friesland, met het gevolg, dat op 19 en 20 Juni 1662 onder medewerking van Johan de Witt een overeenkomst tot stand kwam, waaraan zich echter geen der partijen onderwierp, t Bleef bij breedvoerige gedachtewisselingen, zonder dat de Republiek bij machte was de geschillen tot „decisie" te brengen (1). Tot de nalatenschap van graaf George Christiaan in 1662 tot rijksvorst verheven behoorde een schuld aan zijn neef Hartman van Lichtenstein, die door tusschenkomst van den keizerlijken hofraad te Weenen afrekening verzocht. De raad sprak een vonnis te zijner gunste uit en belastte bisschop Christoffel Bernard van Galen om de schuld des noods gewapenderhand in te vorderen. In Augustus 1663 beloofde de bisschop de schuld te zullen voldoen tegen afstand van Reiderland door den vorst. Deze sloeg het voorstel af en trachtte bij de Republiek eene leening van 135.000 rijksdaalders te sluiten tot betaling van den eersten termijn. Hunne Hoog Mogenden toonden zich bereid om de som tegen een jaarrente van vijf procent te verschaffen onder de voorwaarden van waarborg der vorstelijke inkomsten van Esens, Wittmund, Stedes dorp, Reiderland alle domeinen in Oost-Friesland en het recht van be zetting der Dylerschanstot de schuld was afgedaan. In deze schans bevond zich de Jemguminer-dwingervoorheen een gevangenis voor de Jemgummers, thans een vervallen kruittoren, die afgebroken en door een nieuw kruithuisje zou vervangen worden. Hoewel de bondgenooten de leening nog moesten bewilligen, deelden de Staten-Generaal den bisschop hun voornemen mede, waarop deze beloofde de „Lichtensteinsche executie" op te schorten, 't Lag echter niet in zijn aard om lang te wachten; op 8 December 1663 bezetten zijne troepen de Dijler-schans en brachten daarheen alle uit de door hen verlaten Hampoelder-schans vervoerbare goederen over. De Dijler-schans, gelegen aan den linker Eems-oever in het zuiden van Reiderlandvormde een te gewichtig punt om in handen van den bisschop te laten; het bezit daarvan bracht de veiligheid op de Eems, de gemeenschap van Emden, Leeroord en de Republiek in gevaar (2). Nog vóór de bezetting van de Dijler-schans waren maatregelen ge troffen om de grenzen der Republiek tegen mogelijke invallen der bis schoppelijke troepen te beschermen. De Bellingwolder-Langakker- en Bourtanger-forten kregen versterking, de afwezige officieren, ook clie te (1) Res. S. G. 22, 27, 29 September, 9, 28, 30 October, 2, 6, 30 November, 3 December 1G60, 25, 31 Januari, 4, 11 Februari, 8, 12, 26, 29 Maart, 16 April, 67 Mei71030 Juni, 5, 13 Juli, 2 Augustus, 18, 24 October, 12 November 1661, 18, 22 Februari, 3, 13 Maart, 21 Juni, 31 Augustus, 19 September, 27, 28 December 1662, 11 27 April, 31 Mei, 9, 20, 22, 27 Juni, 2, 19 Juli, 6 Augustus 1663. (2) Res. S. G. 13, 20, 2430 October, 10, 17 November, 6, 22—26 December Res. R. v. St. 24 December 1663, 11 Januari 1664. 9

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 149