183
ruiters uitbrachten. Het gros marcheerde vervolgens over Nordlohne,
DalumDuellen naar Wesuwe aan den linker Eems-oever, waar men op
16 Mei aankwam. Gedurende den marsch had de troep groote moeite
om aan den kost te komende Generaliteit had niet voor levensmiddelen
gezorgd en het land leverde, dank zij 'sbisschops maatregelen, niets
op, zoodat men op de zoetelaars was aangewezen. De wagenmeester-
generaal Thomas van den Honert en de commies voor de vivres Thomas
Kien kwamen van Deventer over Lingen met ledige wagens bij het
leger. Voor andere minder belangrijke aangelegenheden was beter ge
tuigd, als de vaststelling van reis- en verblijf kosten voor de gedeputeerden
te velde, het begiftigen van de Haagsche schutters, die honderd dukaten
ontvingen voor het planten van den Mei-boom vóór de vergaderzaal van
Hunne Hoog Mogenden e. a. Het leger marcheerde verder over Neer-
langen en bereikte op 19 Mei Rheene, nabij de Dijler-schans. De prins
vestigde zich te Stapelmoer, opende terstond de loopgraven, hoewel hij
slechts over twee van Bourtange geleende kanonnen beschikte, en liet
de Munstersche grenzen door de kolonels van Ittersum en Clant be
waken. De uit Holland gezonden schepen met geschut en artillerie
behoeften hadden onderweg en op de Groninger-Wadden met tegenspoed
te kampenzoodat het materieel bij stukken en brokken de belegerde
schans bereikte, bovendien onvoldoende bleek; vele affuiten waren
„broos ende ontrampaneert". Daarbij kwam dat zich voor den be-
legeringsarbeid geen werkbazen aanmeldden en de soldaten niet verkozen
zonder contante betaling te werkenzoodat de prins uit eigen beurs
moest voorschieten met belofte van hoogere loonen dan gebruikelijk.
De gedeputeerden der Staten-Generaal kwamen op 27 Mei in het leger,
zonder penningen mede te brengen (1).
Inmiddels was men te 's-Gravenhage met den keizerlijken gezant over
eengekomen, dat, mits betaling op 4 Juni van twee termijnen der
Lichtensteinsche schuld de Dijler-schans binnen zes dagen door den
bisschop zou worden ontruimd; bleef vorst George Christiaan op den
gestelden datum in gebrekedan zouden Hunne Hoog Mogenden zich
niet verder tegen de Munstersche executie verzetten. Zoodra prins
Willem Frederik op 27 Mei deze regeling vernam, gaf hij bevel tot
schorsing der vijandelijkheden. De bisschop deed echter niets van zich
hooren. zoodat men vier dagen later de wapenen weder opvatte. De
meeste Duitsche vorsten zagen niets liever dan de val van de Dijler-
schans door geweld: immers, alle groote heeren hadden schulden, waar
zou t heen moeten, als iedereen met executie kon vervolgd worden.
Op 4 Juni liet de bisschoppelijke commandeur der schans, Nicolaas van
Elvervelt, de chamade slaan. Ruim 300 man trokken uit, waarbij
(1) Res. S. G. 3, 8, 9, 12, 14, 15, 17, 20, 23, 24 Mei, Res. R. v. St. 9-12, 7, 24, 25, 29
Mei 1664.