186 Kakel 11 opvolgde. De zwakke gezondheid van den nieuwen monarch en het voorgenomen hu welp zijner zuster Margaretha Teresia met haar moeders broeder keizer Leopold I richtten aller oogen op de ge beurlijke Spaansche erfenis. LodewijkXIV deed niemand in het onzekere verkeeren: hij verklaarde de door zijn gemalin afgelegde verklaring te zijn afgeperstzoodat zij en niemand anders als de wettige erfgename viel te beschouwen. De Republiek achtte de handhaving der belofte van het hoogste belang en trachtte de onschendbaarheid althans van de Zuidelijke Nederlanden door een drievoudig verbond met Frankrijk en Groot-Brittannië te ver zekeren; de tegenstand van laatstgenoemde mogendheid deed het plan mislukken. Toch kwamen verbonden tot stand. Op 27 April 1662 sloten Frankrijk en de Republiek een tractaat van vredewaarbij het vijfde artikel aan elk de verplichting oplegde van tusschenkomst en hulpbetoon, wanneer de andere werd aangevallen (1). Op het vernemen daarvan draaide Groot-Brittanniö in zooverre bij dat eenige maanden later een verdrag van vriendschap werd gesloten, namens de Republiek onderteekend door Bodewijk van Nassau-Beverweerd en zijne mede gezanten, die sinds de herstelling van koning Karel II aan zijn Hof verbleven (2). Het laatste tractaat bleef zonder gevolghet eerste kreeg uitwerking tijdens den oorlogdie weldra door de Republiek tegen Groot- Brittanniö en Munster zou worden gevoerd. In t laatst van 1662 verklaarde de kolonel d'Estrades, extra-ambas sadeur van Frankryk, in opdracht te hebben met Hunne Hoog Mogenden te onderhandelen omtrent overdracht der aan de ridderlijke orde van Malta toebehoorende goederen, voornamelijk gelegen in Zeeland, Utrecht, Friesland en Groningenover de arresten van den graaf van Flodroff als gevolg der plunderingen te Leuthaangaande de domeinen en eigen dommen van den hertog van Nieuwburg in Ravenstein, het eigendoms recht van den bisschop van Munster betreffende Borculo en het souver- reiniteitsrecht van Keulen op Rijnberk (8). Alleen de tijd kon deze zaken tot oplossing brengen. Voor 't oogenbiik benuttigde Holland's raadpensionaris Johan de Witt de aanwezigheid te 's-Gravenbage van d'Estrades om geheime onderhandelingen te voeren; slaagden deze, dan moesten alle provinciën, zooals meermalen was gebleken, zich in het onvermijdelijke schikken, 't Gold niet meer of minder dan Lode- (1) G. P. B. II 2910 dd. 27 April 1062, beginnende met het zestiende artikel; de vooraf gaande artikelen vindt men in de Hollandsche Mercurius van genoemd jaar. Als bewijs van erkentelijkheid voor zijne bemoeiingen vereerden de S.G. maarschalk Turenne kleinzoon van prins Willem I, twee gespan „schoone Caros-peerden"elk gespan gerekend op zeven of acht peerden, ter gezamentlijke waarde van 10.000 (Seer. Res. S. G. 27 Juli 1662, Res. S. G. 1 November 1668). (2) G. P. B. 2867 dd. 11 September 1662. (3) Res. S. G. 27 December 1662, 3, 16 Januari 1663.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 156