189
zwakke compagnieën, ten koste van de bewaking der frontier steden
waartegen de Staten-Generaal en de Raad van State zich krachtig ver
zetten. t Kon echter moeilijk anders; binnen de eigen grenzen beschikte
Holland in 1659 over twee compagnieën te Dordrecht, een te Gouda,
vier te sGravenhage, Zeeland over twee compagnieën te Zierikzee, een
te TholenFriesland over een compagnie te Franeker en een te Leeuwar
den. Tusschen den eersten en den tweeden Engelschen oorlog werd het
grootste aantal landsoldaten in 1664 vereischt voor de expeditie naar
Guinea onder Jan van Campen, waarbij de 425 soldaten onder bevel
van Maerten van Hartsbergen uit 334 compagnieën waren aange
wezen (1).
De Raad van State drong weder aan op de samenstelling van een
„regiment de marine" naar de voorstellen van 6 December 1657. Doch
de bondgenooten waren daartoe niet te bewegenzoodat den Staten-
Generaal niet anders overbleef dan de extra uitgaven voor mariniers
aan de zee-provinciën of hare admiraliteiten over te laten. Te dien einde
verzochten zij aan den Raad van State de indiening van een petitie voor
4000 mariniers; zij werden gerepartieerd3020 op Holland, 370 op
Zeeland, 466 op Friesland, 144 op Overijssel. Holland vermeerderde
onverwijld enkele compagnieën met een sergeant, een tamboer en 87
koppen, welke te samen, hoezeer zonder eenigkorpsverbandeen „corps
de marine vormdendat zoowel ter zee als te lande moest dienst
doen. Zeeland wenschte een hooger budget te vermijden door overdracht
van eenige uitheemsche compagnieën op een andere repartitie. Friesland
stemde toe, mits zonder verhooging harer quote op den staat van
oorlog (2). De 4000 mariniers waren lang niet voldoende. Kort vóór de
oorlogsverklaring van 1665 berichtten de admiraliteiten, dat zij in het
voorjaar voor 72 oorlogsschepen en 20 schepen der Oost-Indische Com
pagnie 4260 man behoefden. Zij werden aangewezen uit 263 compag
nieën
voor de admiraliteit voor de O. I. C.
te Rotterdam 400 125
te Amsterdam 1500 500
in Zeeland 560 250
in het Noorderkwartier 400 125
in Friesland 400
4260 koppen.
(1) Res. S. G. 8, 12 September, 7, 13—17 November, Res. R. v. St. 10, 15 November 1650,
Res. S. G. 17, 25, 31 Maart, 7 April, 30 Mei, 1 Juni, Res. R. v. St. 3, 20 Maart, 31 Mei
1061, Res. S. G. 12 Januari, 10 Maart, 1 April, 17, 25, 20 Juni, 22, 24, 25 Juli, 20 Augus
tus, 5 1115 September, Seer. Res. S. G. 27, 20, 30 September, Comm. S. G. 15, 20 Sep
tember 1664.
(2) Res. H. 23 Mei, 10 Juli, Res. S. G. 18, 23 December 1064, 26, 31 Januari, 10 Februari,
35924 Mei2 AprilRes. II. 12 Maart 1665. Zie Aanteekening N°. 23.