145
admiraal van de Maze benoemden Oornelis Tromp, wiens overmoed in
den stiijd en warme gehechtheid aan het Huis van Oranje men evenwel
duchtte en wantrouwde. Er werd raad geschaft. Tromp trad wel op
als „eerste persoon ende opperhooft", maar „onder de surintendentie
„directie, beleyt ende conduitte" van de heeren Rutger Huygens, afge
vaardigde van Gelderlandden raadpensionaris Johan de Witt en Johan
Boreelafgevaardigde van Zeeland; de Staten van Holland bestemden
voor den raadpensionaris tien manschappen hunner garde als lijfwacht
ter zee. Enkele dagen nadat Michel Adriaansz. de Ruyter met zijn
smaldeel te Delfzijl was binnengevallen, benoemden de Staten van Hol
land hem, als Wassenaer's opvolger, tot luitenant-admiraal van Holland
en West-Friesland, met welke keuze Hunne Hoog Mogenden zich wel
gevallig vereenigden (1).
Omtrent het gebruik der landsoldaten had men menige „droevige er-
varen they t opgedaan. Utrecht stelde voor om eenige land-officieren
op de schepen in te deelen; maar de hooge zee-officieren, ook de ge
committeerden der admiraliteiten waren eenparig van oordeel „dat den
„Staet op s Lants schepen wel soo bequamelick door geoeffende sergean
ten tot commandeurs over de Musquettiers als van hoogere officieren
„conde weesen gedient, alhoewel sij mede verclaerden dat bequame
„lieutenants ofte vendrichs haer oock niet onaengenaem sonde wesen".
Bij terugkomst ter reede verlangden matrozen, mariniers en landsoldaten
om terstond met verlof te gaan, hetgeen men niet durfde te weigeren.
Binnen een kort tijdsverloop kregen de compagnies-commandanten bevel
tot aanwijzing van soldaten en mariniers „die jegenwoordich de zee alwat
„gewoon sijn geworden voor soo veel het frissche ende robuste Luijden
„geweest sijn ende andersints die door andere vigoureuse mannen rem-
„placerende"de musketten moesten geboord zijn op een kaliber van
twaalf kogels in het pond. Aangezien de admiraliteiten niet over ge
schikt personeel beschikten om ze af te halen, evenmin over reiskosten,
droeg de Raad van State zulks op aan twaalf monster-commissarissen.
Het gezag der sergeanten bleek onvoldoende, zoodat Hunne Hoog Mo
genden overgingen tot de benoeming van kapiteins en luitenants op do
schepen der hoofdofficieren, van luitenants op die der zeekapiteins, ge
kozen „van de bequaemste ende geexperimenteerste"zij kregen, op
voordracht der admiraliteits-collegescommissies van de Staten-Generaal.
Bovendien gingen kolonel Dolman, luitenant-kolonel van Santen van
wege Holland, kolonel Gaspart de Mauregnault en majoor Ditmar
van Wijnbergen van wege Zeeland mede in zee, ten einde de gedepu
teerden en gevolmachtigden op de vloot te dienen van raad en hulp tot
handhaving der discipline bij de landsoldaten en de mariniers. Arent
(1) Res. S. G. 13, 20 Juni, 4620 Juli, 1,5,7 Augustus, 18 November, Res. H. 13,
16 Juni, 25 Juli 1665. Zio Aantoekening N° 24.
10