146
van Dalen ging mede als provoost-generaal. Het afhalen der mariniers
en soldaten door de monster-commissarissen ging met groote bezwaren
en ongeregeldheden gepaard. Bij een te Hellevoetsluis gehouden monste
ring eener compagnie, die 114 hoofden moest tellen, kwamen, ten ge
volge der detacheeringen bij de marine en de voortdurende afwezigheid
van den kapitein, slechts elf musketiers, tien piekeniers, geen enkel
officier, onder de wapenen. Vele pas aangenomen soldaten, vooral
Duitschers, deserteerden zoodra zij hunne bestemming voor den zeedienst
vernamen; 't was ondoenlijk om hunne plaatsen uit de toch reeds zoo
zwakke en verzwakte compagnieën aan te vullen. De Oost-Indische
Compagnie vroeg en verkreeg nog vijftig soldaten tot bemanning van
een veroverd Engelsch schip; maar toen de admiraliteit van Amsterdam
zeventig musketiers voor drie fregatten begeerde, kon aan dit verlangen
niet worden voldaan (1).
De rust voor de vloot veroorloofde aan de admiraliteiten om tijdelijk
aan de mariniers en landsoldaten een andere bestemming te geven. De
zieken, ook onder de matrozenmoesten in de gasthuizen „wel gerecepieert,
„getracteert ende bejegent werden", terwijl de Baad van State zou zorg
dragen om de gezonde mannen van boord te halen en naar hunne com
pagnieën te geleiden: na drie of vier weken mochten zij iemand afvaar
digen om bij de admiraliteits-collegiën hunne toelagen van twee a drie
gulden in ontvangst te nemen. Verschillende voorstellenals om de
gewezen schepelingen naar het veldleger te zendenhen een „Ru vterdienst
„aen den Staet" te laten bewijzen of „tot een landtocht te employeren"
stuitten af op verzet bij Holland welk gewest op een nieuwe formatie
bedacht was (2). Men kon de samenstelling van een „corpus apart"
niet ontloopen. In October ging Holland er toe over om de bij de Neder-
landsche compagnieën aangebrachte versterkingen van 89 man bijeen te
voegen tot compagnieën van 100 man, onder bevel van een commandeur
en drie sergeanten, die op zee bij hunne ondergeschikten zouden blijven.
Aan wal, zooveel mogelijk in de zeeplaatsen, deden zij dienst als en
met de landmilitie. Naar aanleiding de® vraag, welken rang aan den
titel van commandeur toe te kennen, bepaalden de Staten van Holland
dat de commandeurs zouden rangschikken tusschen de kapiteins en lui
tenants (8).
De nieuwe formatie was niet van langen duur. Ze voldeed geenszins
aan de verwachtingen. Holland hakte de knoop door en besloot tot op
richting van een „regiment de marine". Met medewerking van den
(1) Res. S. CL 17 Juni, 1, 4, 11, 14, 16, IS, 19, 22, 20, 25, 28-01 Juli, 5, 8, 21 Augus
tusRes. H. 18, 21 Mei, 18, 21 Mei, 18,22,20, 27 Juli10 Augustus26 September,
9 October 1605.
(2) Res. S. G. 4, 0, 9, 22 October, 4, 0, 18, 20, 20 November, Res. II. 10 October, 5,
11 November, Res. R,. v. St. 19 November 1665.
(0) Res. H. 68 Oei ober 1665.