Us
dit sêco11rs moest bevatten „twee duysent peerden endë vier duysent
„man te voet uyt desselffs oude regimenten oude de reste tot completeringe
„van twaelff duysent man toe in gelde''. Aangezien de oorlog reeds
1 angei dan vier maanden duurde, rustte in Maart 1665 op Frankrijk de
verplichting om tot „een generale rupture" met Groot-Brittannië over te
gaan. Doch Frankrijk gaf er de voorkeur aan om den kamp tusschen
twee machtige vloten gade te slaan, tot stijging der waarde van de eigen
vloot. Frankrijk's oorlogsverklaring volgde pas op 27 Januari 1666. Had
Frankrijk geen „irresolutheyt" getoond en zich aan het verdrag van
1662 gehouden, dan hadden ook Zweden en Denemarken niet kunnen
aarzelen om aan Groot-Brittannië den oorlog te verklaren en zou de
bisschop van Munster 't wel gelaten hebben om met de Republiek in
het stiijdperk te treden (1). De Republiek staarde zich blind op gesloten
tractaten en meende ongestraft hare strijdkrachten te kunnen verwaar-
loozenhetwelk slechts kon uitloopen op buitengewone uitgaven en
groote onheilen.
N. KRIJGSTOERUSTINGEN TE LAND.
Na de verijdeling van vroegere plannen van den Munsterschen bisschop
Christoffel Bernard van Galen kwamen geruchten in omloop aan
gaande zijne „Crychspreparaten" om zich door het.Oldenburgsche meester
te maken van Greetsyhl of eenig ander vast punt aan de westkust van
Oost-Fiiesland. Om dit doel te bereiken moesten zijne troepen blijven
op den noordelijken oever van de Leda, die bij Leeroord in de Eems
valt, en van den beneden-Eems. Zij moesten daarbij stuiten op de
slechts zwak bezette vesting Stickhausen. Hunne Hoog Mogenden wilden
„uyt eene oprechte vruntnabuyrlicke genegentheyt" het garnizoen aldaar
dooi een luitenant en een sergeant benevens tien musketiers van elke der
zes Staatsolie compagnieën van Emden versterken; maar bij aankomst
van het detachement te Filsum verbood vorst George Christiaan hun
den toegang tot de veste, zoodat zij onverrichter zake naar Emden
moesten terugkeeren. De vorst zou zelf voor het behoud van Stickhausen
zoig diagen en verzocht alleen een aansporing aan de Stenden óm geld
te verschaffen tot indienstneming van honderd man. De magistraat van
Emden weigerde eene der drie door de Stenden aangenomen en aldaar
in garnizoen zijnde compagnieën naar de grenzen te laten gaan. Ver
deeldheid van gezag maakte voldoende bewaking twijfelachtig. Voor
het oogenblik veroorzaakte Groot-Brittannië meer last aan het graafschap
dan de bisschop. Oost-Friesche, vooral Emder schepen en goederen
weiden in Engeland aangehouden, zoodat de magistraat „door aenpersinge
„van hare Burgërye" een deputatie derwaarts zond tot terugvordering,
(l) Res. H. 21 Juli 1606.