158 was. De consenten op beide petities kwamen binnenmaar bij de oorlogsverklaring van Munster was bij den ontvanger-generaal nog geen penning gestort (1). De kolonel Arent Jurrien van Haersolte kreeg opdracht om mot de hertogen van Brunswijk-Luneburg in onderhandeling te treden omtrent de levering van troepen; volgens zijne instructie moest hij „sich op de „qualiteyt ende deuchtsaemheijt der voorsz. Trouppes exactelijck gaen „informeren". Graaf George Frederik van Waldeck, Pyrmont en Cu- lemborg, die „sich geerne ten dienste van desen Stae.t soude laten em- „ployeren" stond hem ter zijde. Op 17 September kwam een capitulatie met de hertogen George Willem van Cell en Ernst August, evange lisch bisschop van Osnabrucktot standwaarbij zij zich verbonden om 6000 man beschikbaar te stellenverdeeld in vier regimenten cavalerie ad vijf compagnieën van 100, te samen 2000 ruiters, vier regimenten infanterie ad tien compagnieën van 100, te samen 4000 man, en een afdeeling artillerie (2). De op Holland gerepartieerde compagnieën cavalerie waren niet, zoo als bij de overige bondgenootenmet 31 paarden vermeerderd. Holland toonde zich jbereid die ongelijkheid op te heffen door werving van 757 ruiters, mits de bondgenooten hunne infanterie met 1377 man vermeer derden en zich verbonden vooraf hun aandeel in de petitie van 1.200000 te betalen. Het onderhoud voor de eerste drie maanden van 42 dagen beliep voor de 757 ruiters op Holland63.588—142 1877 soldaten op zes provinciën45.465510 te samen 109.054. Pas na de beschikbaarstelling van dit bedrag zou de werving een aan vang nemen en moesten de 1377 man, zonder onderscheid van repar titie, verdeeld wrorden om de compagnieën te velde op gelijke sterkte te brengen. Voor de aanritsgelden waren noodig 100 per ruiter, dus 75.700, 10 per soldaat, dus 13.770, te samen 89.470, te ver- deelen naar elks quote. Het totaal bedrag, met inbegrip van andere onkosten, beliep dientengevolge 210.000 (3). Nadat de Staten-Generaal hadden voorgesteld om bovendien 1000 paar den en 3000 voetknechten voor drie maanden aan te nemen, moesten uit de in Juli gepetitionneerde 1.200.000 betaald wrorden (1) Ros. S. G. 25 Juli, (3—8 Augustus, '3, 1(3 September, 1, 1 October, Res. R. v. St. 25 Juli, 8 Augustus, Res. H. 30 Juli, 11 Augustus 1665. (2) Seer. Res. S. G. 22, 28 Juli, Res. S. G. 18, 20 Augustus, 8, 9, 16 18, 21 September, Seer. Res. H. 21 Juli, 8, 18 Augustus, 9 September, Res. H. 18, 19 Augustus 1665. Zie Aanteekening N° 25. (3) Res. S. G. 21 Juli, 26, 31 Augustus, 5, 18 September, Res. It. v. St. 3 September, 16 November, Res, II. 13, 19 Augustus, 19 September 1665,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 173