154
voor de Luneburgsche troepen788.294
voor 757 ruiters en 1877 soldaten210.000
voor 1000 paarden en 8000 voetknechten400.000
te samen rond 1.400.000,
zoodat een suppletoire petitie noodig was van 200.000.
Daarbij bleef 't niet. In den loop van 1665 ontvingen de
bondgenooten nog onderstaande aanvragen (1)
tot verval der legerlasten400.000;
tot onderhoud gedurende drie maanden van nog te werven
2000 ruiters en 3000 soldaten325.026
voor hunne aanritsgelden260.000
585.026
verhooging der post op den van staat oorlog ad 75.000
voor de fortificatiën, waarvoor vroeger 300.000, daarna
150.000 waren aangevraagd, doch niet afbetaald. 200 000;
voor indienststelling gedurende drie maanden van 6000
waard geld ers om in de frontieren de militie vrij te maken.
Dit was noodig omdat alle compagnieën op Holland nog
niet met 25 landsoldaten en 39 soldaten voor het „corps
de marine" versterkt Avaren, terwijl vele compagnieën
dermate verzwakt warendat zij „geen dienst ter waereld"
konden verrichten275.000
voor de werving van 3000 Zwitsers ad 250.000 en
andere posten700.000;
voor het gieten van geschut, waarvoor sinds jaren 50.000
op den staat van oorlog was aangevraagd, zonder dat be
taling volgde500.000;
voor versterking der 41 compagnieën Franschen met 25
man, aannemen van 640 andere soldaten, gedurende vier
maanden110.025.
Hoewel de Staten-Gfeneraal zich de aanstelling van kanonniers en
ingenieurs door sommige provinciën lieten welgevallen, dacht men zelfs
niet aan verdere vermeerdering van het artillerie-personeelwaaraan
toch groote behoefte bestond (2).
De geruchten omtrent de werving leidden tot een toevloed van binnen-
en buitenlanders, die hunne diensten kwamen aanbieden. Hoewel op
de petitie van 20 Februari 1665 ad 2.400.000 nauwlijks een zesde deel
was binnengekomen, op die van Juli en Augustus ad 1.200.000 en
200.000 iets meer dan de helft, op de latere nog geen penning, ging
men in October toch over tot de werving. Te vergeefs beproefden de
(1) Res. S. G. 22, 20, 29 September, 17, 21, 20, 30 October, Res. H. 24 September, 17
October, Res. R. v. St. 17, 24, 29 October ,1005.
(2) Res. S. G. 21 October 1665.