155
Staten-Generaal „een project te beramen op wat wijze de defectueuse
„provinciën door executie tot haer debvoir gehouden souden kunnen
„werden". Overijssel, Drente, ten deele Gelderland en Groningen waren
ten gevolge van het aanvallend optreden van den bisschop niet bij machte
om aan hare geldelijke verplichtingen te voldoen, evenmin viel er op te
rekenen dat „de vermogende provinciën gedisponeert souden connen
„werden om de onvermogende te subsidiëren" (1).
Omtrent de verschillende lichtingen behalve de Luneburgsche troe
pen, de waardgelders en de versterking der 41 compagnieën Franschen,
waarvan bijzonderheden elders zijn vermeld (2) valt het volgende
mede te deelen.
a. Van de aan te nemen 757 paarden door Holland en 1377 soldaten
door de zes andere provinciën was in November, terwijl de oorlog met
Munster reeds in vollen gang was, nog slechts een deel voorhanden;
men had acht vanen met 81 ruiters kunnen versterken, 22 van de 52
compagnieën te velde met 603 man (3).
b. Lichting van twee regimenten cavalerie ad 500 paarden onder de
kolonels graaf Maurits van Solms en Joseph van Catzler, van drie regi
menten infanterie ad 1000 man onder de kolonels Caspar Richard
Hundebeck, Jacob van Goltstein en Filips de Saugey. Bij de infan
terie werd de oorspronkelijke indeeling der regimenten in tien compag
nieën van honderd man gewijzigd in een compagnie-colonelle van 136 en
negen compagnieën van 96 man (4).
c. Lichting van vier regimenten cavalerie ad 500 paarden onder de
kolonels Zeger van Rechteren, heer van Almelo, Frederik Maurits
de la Tour d'Auvergne, George Frederik van Schwartzenber.g en
Boudewijn van Soutelande; van drie regimenten infanterie ad 1000 man
onder de kolonels graaf Bernard van Wittgenstein, George Johan van
Weede, heer van Walenburg, commandeur van Grave en Ferdinand
de Perponcher Sedlnitzky; volgens gelijke bepalingen als in de capi
tulation met de kolonels sub b gesloten, doch eenigszins uitgebreid. De
hoofdofficieren der nieuwe korpsen moesten „bekent sijn van preuves
„van hare vaillantise in militairen dienst van desen Staet geduyrende
„den oorlogh met Spaigne ofte van andere uytheemsche princen ofte
„potentaten gegeven te hebben"; de helft van de door de kolonels te
(1) Res. S. G. 17, 25, 28, 29 September, 1, 5, 12, 27, 28 October, 3 November 1665. Zie
Aanteekeningen Nrs. 26 en 27.
(2) Hoofdstuk VI, zie Aanteekeningen Nrs. 28 en 29.
(:j) Res. S. G. 21 September, 6 October, Res. H. 22 September, Res. R. v. St. 29 Sep
tember, 3 October 1665.
(4) Res. S. G. 24 September, 2, 36 October, Res. R. v. St. 29 September, 1, 26 October
1665. G. P. B. III 147 dd. 29 September en 148 dd. 1 October bevatten de capitulatiën. De
kolonels Catzlek, gewoonlijk uitsluitend bij zijn voornaam Josef genoemd en Hundebeck
hadden tot 1660 resp. een regiment cavalerie en infanterie in Brandenburgschen dienst ge
commandeerd.