162 Zoolang het bisschoppelijke leger zich op de Lipperheide bevond, ver keerde men in onzekerheid of het zich naar de Zuidelijke Nederlanden of naar de zijde van Oost-Friesland zou begeven, als gevolg waarvan vooral in de oostelijke en de zuidelijke grensstreken groote zenuwachtigheid ontstond, welke zich in herhaalde klachten bij den Raad van State over gebrekkige toestanden uitte. Graaf Otto van Limburg Stirum maakte bezwaar om langer commandeur van Grol te blijven, aangezien de magistraat hem de beschikking niet liet over de sleutels der poorten en de uitgifte van het woord: een der bij besluit van 25 Maart 1651 dooi de Groote Vergadering aan de stemhebbende steden toegekende rechten. Hoewel alleszins gewenscht om dit besluit ten opzichte van frontier- plaatsen te wijzigenbleven de Staten van Gelderland de aangelegenheid als een provinciale zaak beschouwen, 't Was echter hunne zaak niet om bij de Generaliteit op verplaatsing van het algemeene hoofdkwartier van Zwolle naar Deventer aan te dringen. De Ommerschans was geheel vervallen en had gebrek aan alles. De bewapening van Doesburg bestond slechts uit negen kanons, waarvan drie onbruikbaar; aanvulling met zes, liefst met acht ijzeren stukken op „rampeerden" was zeer noodzakelijk, 'ie Kuinre, Blokzijl en Zwartsluis „drie voorschansen aen de zijde van „de Zuiderzee voor de provincie van Hollandt" had men, met goedvinden van den Raad van State, al het geschut ten behoeve van Holland's Noorderkwartier weggehaald. In voormelde schansen bevond zich „geen „halve ton buscruyt, waren de poorten en hameijen bij tyden van „vreede soodanick vervallen dat men deselve tot noch toe niet en hadde „connen sluijten". In de magazijnen aan den Yssel en den Rijn waren „alle behoeften, oock het buscruyt vergaen, bedorven ende onbruyckbaer „geworden De Staten van Friesland en Groningen zorgden zoo goed mogelijk voor aanvulling van levensmiddelen en ammunitie in hunne fortendoch beschikten niet over de noodige soldatenzij verzochten een korps van 2000 man midden achter de frontierschansen en forten te Winschoten, Bellingwolde of elders op te stellen. De Generaliteit kon niet anders doen dan Gelderland en Overijssel verzoeken om het landvolk tot bewaking van stroomen en passen „op wapenen te „setten zorg te dragen voor uitleggers op den Rijn en den Yssel, voor oorlogsvaartuigen op de Waal bij Pannerden en in den Dollart bij Greetsijhl. Op last van gedeputeerden te Deventer moestens de kapiteins hunne aan den Yssel liggende compagnieën voorzien van tien vuurroers. Aan troepen versterking viel niet te denken alvorens het te werven kiijgsvolk beschikbaar kwam. Bovendien haperde 't weder aan de be talingen. Op de petitie van 1.200.000 waren half September wel de consenten, geenszins de gelden ingekomen. Het personeel van de artil- leiie-treinen en van de fortificatiën, zoomede de verhuurders van wagens en tochtpaarden waren sinds geruimen tijd niet betaald. Bovendien weid de geiegelde gang van zaken verstoord door sommige provinciën,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 182