i63 die den Raad of de bondgenooten onkundig lieten omtrent eigenmachtigë verplaatsing van troependeelenook liet de verhouding tusschen Stad en Lande van Groningen weder te wenschen over (1). Terwijl het eigen grondgebied onvoldoende bezet bleef, maakte 't nauwlijks een punt van overweging uit of men Oost-Friesland al dan niet met troepen zou ondersteunen. De Staten-Generaal gaven graaf Edsard Ferdinand in overweging om de vesting Stickhausen te laten bezetten door een compagnie „cloecke strijtbare mannen ende verder „voorsien van noodige ammunitie van oorlogevivres ende 't gunt „daertoe wijders van nooden soude mogen sijn". Emden, waar de overleden luitenant-kolonel Hans Hendrik Erentreyter als comman deur was vervangen door majoor Tjallingh vanSixma, had 186 man voor den zeedienst moeten afstaan en 36 man ter' versterking naar de Dijlerschans gezonden. Niettemin liet de magistraat ruim 300 man naar Stickhausen en het hooger aan de Leda gelegen Detern gaan. Hoe wel de aanleg van twee steenen redouten nabij Emden zeer noodig was, onthielden de Stenden, die immer in tijd van gevaar een veilige schuilplaats binnen de wallen zochtenzich van elke medewerking en dankten zelfs 300 door hen aangenomen soldaten af, die te Greetsijhl goed waren te gebruiken; bovendien gingen zij van 12 tot21 September op rec.ès „latende alles in confusie". Toen men de nadering der bis- schoppelijken vernamwaren de passen en forten op hun vermoedelijken weg nog onbezet; alleen de midden in het water gelegen doch onvol doend bezette Stickhauser-schans had eenige herstelling ondergaan. Friesland, Overijssel en Groningen zonden 600 man onder luitenant kolonel Stecke als kolonel, met majoor Haersolte als luitenant-kolonel en een kapitein op Stad en Lande als sergeant-majoor, naar Leer ter beschikking van de aldaar aanwezige gecommitteerden der Staten-Gene raal. Voorts had prins Johan Maurits volmacht om eenige compagnieën naar Oost-Friesland te zenden (2). Prins Johan Maurits legde op 21 Augustus, na ontvangst zijner instructie, den eed af als chef en generaal en begaf zich met de gene- raliteits- en de provinciale gedeputeerden naar Zwolle (3). Het vorenstaande geeft een bedroevend beeld van den militairen toe stand der Republiek, toen een trompetter het op 14 September 1665 uit Lutgersberg gedagteekende schrijven van den bisschop aan Hunne Hoog Mogenden ter hand stelde, waarin hij, naar aanleiding der beweerde (1) Res. S. G. G, 20, 21, 24 Juli, 17, 19—21, 27, 29 Augustus, 3, 14—20, 23, 25 .Sep tember, 3, G, 14 October, Seer. Res. S. G. 25 October 1G65. (2) Res. S. G. 4, 10, 1719, 22 Augustus, 3, 4, 14—17, 29 September, Res. H. 28 Augus tus, 1G September 1G65. (3) Res. S. G. 19, 21, 25 Augustus 1GG5. De prins kon wekelijks 1200 besteden voor zijn tafel, berekend op zestien personen; li ij kreeg 5000 tafelgeld mede en 8000 voor „secrete correspondentie".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 183