i
beleediging in zake de Dijlerschans en onthouding van de heerlijkheid
Borculo „spoedige satisfactiereparatie ende verseeckering voor toe-
„comende" eischte. Nog wel in het zoogenaamde „Gouden tijdperk"
was de Republiek niet bij machte om den oorlogszuchtigen prelaat
vrees in te'boezemen. De machtige provincie Holland stelde voor om de
oorlogsbedreiging af te wenden door „een geraisonneerde antwoorde,
„met applicatie vande retroacta". Het binnen zes dagen opgemaakte
antwoord bleek ongeschikt te zijn voor verzending „vermits de vyandt-
„licke invasien van den gemelten Bisschop t' sedert gevolcht". Een
gewijzigd staatstukwaarmede een Staatsche trompetter de reis naar den
bisschop aanvaardde, had niet de minste uitwerking (1).
De bisschop verspreidde uit het hoofdkwartier te Coesfeld zijne troepen
in verschillende richtingen, zoodat hunne sterkte niet kon worden nage
gaan. Op 21 September vielen de Munsterschen in Twente; Enschedé
en Diepenheim werden geplunderd, Oldenzaal bezet. Overal spaarden zij
nu en later de particuliere bezittingen van den prins van Oranje en
bliezen hunne trompetters het Wilhelmus, ten einde de binnenlandsche
verdeeldheid aan te wakkeren. De Raad van State berichtte aan alle
vesting-commandanten, dat de bisschoppelijken zich „als een openbaer
„vyandt van desen Staet" gedroegen, en machtigden hen om in gelijken
zin tegen de Munsterschen op te treden. De eerste ontmoeting in het
open Veld had plaats op 26 September bij het Huis Nettelhorst, drie
uren van Zutphen, waarbij toevalligerwijze door vriend en vijand een
zelfde herkenningsteeken was gekozen: „een witten neusdoeck op den
hoet"; de ritmeester Joost van Welvelde maakte op den overmachtigen
vijand zes ruiters en twintig paarden krijgsgevangen (2).
De ontbrandende oorlog had der Republiek gevaarlijk kunnen worden
indien de vijand met meer beleid naar den Yssel ware opgerukt; hij had
dan een aanzienlijke buit kunnen maken en de leiding der operaties gehouden.
In plaats van zijne troepen bijeen te houden, verdeelde de bisschap ze tot
verschillende opdrachtenhetgeen de verpleging en de verzorging sterk
bemoeilijkte en de desertie in de hand werkte. Deserteurs klaagden,
dat ze geen geld ontvingen, hoogstens per drie dagen een „ammunitie-
„broot"; zout ontbrak nagenoeg geheel (3).
Prins Johan Maurits richtte den Yssel in tot voornaamste verdedi
gingsstelling met de aan den rechteroever gelegen vestingen Zwolle
DeventerZutphen en Doesburg als steunpunten. Rekende men de
sterkte der compagnieën op gemiddeld zestig man, dan telden de be
zettingen in de bedreigde streken 1560 ruiters en 10920 soldaten te voet.
(1) Res. S. G. 20, 23, 26, 29 September, Res. H. 21 September 1665.
(2) Res. S. G. 26, 29 September, 3, 6, 14 October, S. G. Lias loopende 1665 cld. 25 Augus
tus, 23, 24, 27 September.
(3) Res. S. G. 12—14 October 1665.