167 „alleen het Oldampt geinvadeert, nemaer oock het schansken van Win- schoterzijlalsmede het fort achter Winschoten". De vijand legerde bij de Winschoter Hoogebrug over de Pekel-Aa, van waar de bezetting, veertien man was gevloden. De Staten van Friesland zonden eenige compagnieën naar .Vollenhove, Blokzijl, Zwartsluis en Hasselt, drie compagnieën onder kolonel Ernst van Aylua naar Rouveen om de post, welke de vijand onbezet had gelaten „naer soldaetscliap te be svaren". Te recht verlangden Friesland en Groningen van de Generaliteit „dat twee soo notable provinciën encle Leden vande Unie ten alder- „spoedichsten met alle macht geassisteert ende uyt de dauwen vanden „vyandt geredt mogen werden". Aan dezen wensch kon slechts ge brekkig worden voldaan. Prins Johan Maurits kwam op 22 October met drie gedeputeerden te Groningen. De Staten van Stad en Lande be noemden hem tot kapitein-generaal en chef der militie binnen hunne provincie; Friesland machtigde hem om een krijgsraad bij het leger in de Ommelanden samen te stellen ten einde de op de provincie gerepar- tieerde „wandevoirige" officieren met cassatie en verbanning te straffen. Aangezien 't hun tevens was geblekendat de compagnieën te velde fe in Groningen en Gelderland niet voltallig waren, verlangden zij een generale revue en monstering door den Raad van State met toepassing van straffen op de schuldigen. De prins en de gedeputeerden gingen terstond over tot de formatie van een „corps cl'armee met intentie om „den vyant de vive force aen te tasten", waarbij de luitenant-kolonel Elie de Gentillot optrad als generaal der artillerie, de ingenieur Pyrius Cool als kwartiermeester-generaal. De majoor der cavalerie Bernard Entens van Helpen werd commandeur der stad Groningen. Luitenant- kolonel Stecke en majoor Johan Gruys bezetten Scheemda met 900 soldaten en 60 ruiters, kolonel Erskine het dorp Meeden met .L300 man; de prins vestigde zich met 1200 soldaten en 3 compagnieën paarden eerst te Zuidbroek, op 28 October te Scheemda. Hij beschikte over te weinig ruiterij; wat erger was, over geen contanten. De vijand was „avanta- „gieuselyck gecampeert" op de hoogten bij het klooster te Heiligeriee. G org as had door duizenden veenboeren een pas door het moeras naar ter Apel laten maken, waarover hij met 600 soldaten hoewel „tot „over hare Buy eken in het water" het klooster voor de tweede maal bezette, vervolgens langs Wedde over Blyham naar Winschoten trok. De gedeputeerden zonden vier compagnieën paarden en drie compagnieën voetvolk naar Coevorden ter beschikking van commandeur Broersema een compagnie naar Bcllingwolde en een naar Langakkerschanszoodat te Groningen slechts twee compagnieën te voet en een compagnie te paard achterbleven. De kolonel Hans Willem van Aylua verschanste zich met 500 man op het door een gracht omgeven kerkhof van Finsterwolde en sneed aan het Finsterwolderzijl den toevoer van water voor den vijand af. Weldra meldden zich deserteurs bij de Staatsche posten „seer ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 187