168
„hongert, ende affgematteert"gevolg van de vernieling der korenmolens
op last van den prins, zoodat de Munsterschen geen brood konden
bakken; te Meppen legde een geheel regiment de wapenen neder, roe
pende om geld en om brood. Wanneer de prins thans een korps van
1000 of 1200 man had kunnen bijeenbrengen, dan zon hij den vijand
aantasten „om hem te verwinnen of te verdrijven". Alvorens echter dit
plan te verwezenlijken, ontving de prins op 15 November opdracht om
zich met de gedeputeerden van Hunne Hoog Mogenden naar den Yssel
te begeven tot ontvangst der Fransche hulptroepen. Kolonel Cuyck van
Meieren aanvaardde het bevel over de troepen te Scheemda, Meeden,
Finsterwolde en De Groeve, onder toezicht van de Friesche en Gro-
ningsche gedeputeerden (1).
In de eerste dagen van October ontvingen Hunne Hoog Mogenden
bericht, dat koning Lodewijk XIV het volgens de tractaten verplichte
secours van 2000 paarden en 4000 man infanterie van zijne oude regi
menten te hunner beschikking stelde; op 25 October zouden de troepen
te Mézières onder bevel van generaal de Pradel voor den afmarsch
is gereed staan. Tot het secours behoorden „ses hondert alle uytgelesene
„wel gemonteerde mannen, ende meest alle wel ervarene gereformeerde
„officiers ofte edelluyden van goeden huyse ende daerenboven noch veele
„wel geresolveerde ende brave heeren ende edelluyden als volontarissen
„tot wel twee hondert in getale". De marschregeling ondervond wegens
den niet te vermijden doortocht van neutrale landen veel hoofdbreken.
De landvoogd Castel Rodrigo gaf kennis „dat hij noch geen commissie
„vanden nieuwen Goninck van Spangien Carel de Tweede ontfangen
„hebbende, geen faculteyt hadde van permissie te verleenen tot eenige
„passage van crychsvolck door de Spaensche Nederlanden". Keurvorst
Frederik Willem weigerde den marsch door het Cleefsche. De meest
geschikte weg leidde door het gebied van den prins-bisschop van Luik
verder over Grave, Nijmegen en Arnhem. Groote zorgen baarde de
voorziening van levensmiddelen en van fourage. Brabant kon geen
tiende deel van het benoodigde verschaffen, zoodat toevoer van elders
noodzakelijk was. Holland zond „24000 pond biscuyts, 12000 pond kaes,
„4000 pond stockvis, 2 pijpen olye"de Raad van State zorgde voor
wijn, bier, vleesch, hooi en haver, mede voor 4000 paren kousen en
schoenen ten behoeve van het voetvolk. Hunne Hoog Mogenden droegen
den Raad op om het secours bij aankomst te Maastricht „met alle be-
„leefttheyt te recipieren, van wegen den Staet te complimenteren, ende
„de considerabelste opperhooffden met een goeden maeltijt te regaleren".
(1) Res. S. G. 13 15, 22, 23, 27—31 October, 1 1(5 November, 17, 26 December, Res.
R. v. St. 19 October, Res. Gron. 18 September, 14 October, Res. Friesl. 21 October, Res. H.
3 November, S. G. Lias loopende 1665 dd. 11, 12, 14, 18, 21—27, 30 October, 6, 9, 13, 16
November.