169 De cavalerie van het secours zou op Staatsoliën bodem geleid worden door kolonel graaf Herman Frederik van den Berg, ritmeester Buat en den drossaart Van Till, de infanterie door de kolonels Pieïer van Wassenaer-Sterrenburg de Aquila en den drossaart Robert van It- tersum. Na schouwing door maarschalk Türenne verliet het secours op 2 November Sedan. Verder volgde het een anderen weg dan door de Generaliteit was voorgeschreven. De Franschen bereikten 9 November Daelhem op Staatschen bodem, trokken den volgenden dag langs Maas tricht en betraden over Bree en Peer Luiksch gebied tot nabij Soerendonk. Zij bleven twee nachten in het Luikschewaar zij op last van den graaf van den Berg door een secretaris „getransformeert in soldaet met „een oranje scherp" werden ingekwartierd, drie nachten in de Meierij. Zij pleegden gedurende den marsch door het Luiksche en in de Meierij veel moedwildeels het gevolg van gebrekkigen toevoer van levensmid delen. Den 17den kwamen zij in het land van Cuyk, waar „de huys- „luyden meest alle waeren gevloogen", een dag later bij Nijmegen; hier moesten zij enkele dagen verblijven, omdat door de Staten van Gelderland „geen genoechsame ordre tot hunne receptie ende voorsieninge en was „gestelt". Daartoe behoorde het voornemen om Pradel en zijne hoofd officieren „met een aensienlijcke maeltijt te tracteren overeen comende „mette waerdicheyt van hunne persoonen ende caracter". Toen de kolonel Barton de Mombas den Franschen bevelhebber namens de Staten-Gene- raal kwam uitnoodigen om te Nijmegen of te Arnhem een „conseil de „guorre" bij te wonen, maakte Pradel's konings last bekend om geen besluiten te nemen dan in overleg met den gezant d'Estrades. Den 20sten November deed de le brigade cavalerie haar intocht te Arnhem, de beide volgende dagen de 2e brigade en het voetvolk „allen sijnde zeer „schoon en uitgelesen volck". Zij vestigden zich achter den Yssel tusschen Zutphen en Doesburg. Den 23sten kwamen prins Johan Mau* rits, aangewezen bevelhebber over de wederzijdsche strijdkrachten, de gedeputeerden, d'Estrades, Pradel en de twee „maréchaux de camp" Saint Lieux en d'Espences bijeen om een „plan de campagne" te be ramen. Laurens Muller, afgevaardigde der hertogen van Brunswijk- Luneburg, moest daarmede in kennis gesteld worden, omdat zijne meesters niet eerder het zwaard tegen den bisschop wilden ont- blooten. Den dag na de bijeenkomst had de maaltijd plaats, waaraan' vijftig personen deelnamen (1). Alvorens den uitslag van het veldtochts plan te omschrijven vermelden wij eenige andere gebeurtenissen. De klachten dat de militie van den Staat in afwachting van de komst der Franschen weinig uitvoerdewaren niet ongegrond. Ze bleek (1) Res. S. G. 30 September, 6, 13—10, 19-21, 27-31 October, G, 9-12, 21, 23, 28 No vember, 12 December, Res. R. v. St. 22 October, Res. H. 3 November, S. G. Lias loopendc 1665 dd. 28 October, 2, 9, 11, 17—21 November. „Maréclial de camp" was destyds een rang tusschen generaal-majoor en kolonel. Zie Aanteekening N° 33.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 189