178
„tioneert ende ghewapent" en 60 ruiters. De kapitein Willem van der
Wall werd commandeur. De hertog van Brunswijk gaf als zijn gevoelen
te kennen „dat men sicli alhier niet soo seer soude behooren te amuseren
„met het recouvreren vande plaetsen bij den Bisschop van Munster ver
overt, als wel dat de armee van desen Staet regelrecht na t'Stift van
„Munster soude behooren in te trecken ende den vijant aen te treffen'';
mocht men daartoe besluitendan waren 12000 man zijner troepen gereed
om zich te Werne aan de Lippe bij de Staatsoliën te voegen. Het leger
zette den marsch voort over Bredevoort en Aelten tot Rhede, waar de
Franschenen naar Dicpenbroekwaar de Staatsoliën benevens de uit Wesel
onder luitenant-kolonel Robert vanIttersum aanrukkende troepen een kamp
betrokken. Vreden, Ottenstein, Aliaus, StadtlohnBerken en Bocholt bleken
door den vijand te zijn bezet. Den 21sten December besloten de gedeputeerden
Bocholt aan te tasten. Maar Pradel, de Rijngraaf en kolonel van
Ittersum opperden weer allerlei bezwarenovermacht in getalsterkte
van den vijandgemis aan zwaar geschutgebrek aan levensmiddelen
en fourage, ziekte enz. Prins Johan Maurits koos de partij zijner
onderbevelhebbers. Inderdaad woedde in vele plaatsen de pest; de gast
huizen te Zutphen en elders lagen „vermits het quaede saisoen ende
„coude weder" overvuld met zieken, en, men wachtte te vergeefs op de
hoog noodige penningen. Later bleek 't dat Bocholt slechts zwak bezet
en gemakkelijk te nemen ware. Thans liep de tocht in het Munsterschc
af met plundering door de Franschen van het ten zuiden van Rhede
gelegen dorp Krechting. Men wachtte de Brunswijkers niet af. De
aanbeveling van koning Lodewijk om de winterkwartieren in het land
van den vijand te betrekken en dezen in voortdurenden onrust te houden
stelden Hunne Hoog Mogenden op de gebruikelijke wijze in handen van
eenige lieeren „om te visiteren, examineren ende daervan rapport te
„doen". Er werd geen gevolg aan gegeven; den 24sten December ging
liet leger uit elkander en betrok de vaderlandscbe garnizoenen. Generaal
Pradel toonde zijn bereidwilligheid om met eenige „van syne conside-
„rabelste officiers met haar gevolch, geschat wordende op 800 peerden,
„de guardes du corps du Roy, sterck 250 peerden ende het regiment
„vim Piedmont bestaande in ontrent 800 voetknechten tot Wesel te gaen
„overwinteren ende gedurende de winter den vyant met continuele
„excursien ende aenslagen te incommoderen" geheel volgens de aanbe
veling van zijn koning; maar de uitvoering bleek te bestaan in brand
schattingen, het uitschrijven van contribution en het verleenen van
sauvegardes, waartoe de generaal in geenen deele gerechtigd was „sijnde
„een saecke dewelcke desen Staet alleen is competerende". Ook de gar
nizoenen van Grol en de Rijn-vestingen gingen hunne bevoegdheid ter
zake te buiten. Zijnerzijds ging de vijand voort, uit de roofnesten
Doctinchem en het huis Koppelde bevolking der Rijn- en Ysseloevers
„te vangen, te spannen en onder schatting te brengen". Het graafschap