7o trok een afdèeiing van 1500 Mnns terse hen uit liet Bentheimsche over de bevroren moerassen naar Friesenveen en keerde met het grootste deel der 400 man sterke bezetting als krijgsgevangenen terug. Daarna was de beurt aan Emmen en liep Coevorden gevaar te worden belegerd. Ijlings zond men eenige compagnieën, waarbij afdeelingen van het Fransche secours, naar Drente en Groningen, tevens rekenende op hulp der Brunswijk-Luneburgsche troepen in die richting. De ergste vijand van den bisschop was niet het Staatsolie leger, maar de invallende dooi, wrelke aan de verre tochten een einde maakte en op 18 Ja nuari voor hem het verlies van het huis te Wedde ten gevolge had. De Staten-Generaal achtten 't dan ook onnoodig om verder op het voorstel der oostelijke provinciën tot samenstelling van een „vliegent leger" van 2000 man en 500 paarden bij Meppel in te gaanzij bepaalden zich tot lastgeving aan de gouverneurs en commandeurs om den vijand in zijn eigen land „het gepleechde gewelt met nadruck te doen gevoelen". In verband daarmede trok men de verleende sauvegardes in (1). Ook in de zuidelijke streken bleek 't noodig krachtig op te treden. De Munster- schen hadden zich meester gemaakt van het kasteel Wouw, van Ouden bosch waar de kolonel Hans Carp zich met 1000 man op het kerkhof had verschanst, terwijl zij schatting hieven in de Meierij van 's-Hertogen bosch het markiezaat van Bergen-op-Zoom en de baronie van Breda. De prins van Tarente kreeg beschikking, behalve over detachementen uit de Brabantsche vestingenover een aantal te Dordrecht op marsch naar Brabant, Zeeland en Holland bijeengekomen compagnieën; de kolonel Erskine zou het bevel voeren over de infanterie. Voorts verzochten de Staten-Generaal de bemiddeling van den gezant d'Estrades om hulp door een deel van het Fransche secours. Op 11 Februari maakte Tarente zich meester van Oudenbosch; de kolonel Carp, de luitenant-kolonel Guillaume de Leemput, 7 officieren, 335 soldaten gaven zich over; het kolonels-vaandel werd naar 's-Gravenhage gezonden. Van de krijgs gevangenen namen ruim 30 dienst bij het Fransche regiment LaFerté; bij de overigen bevonden zich 35 onderdanen van de Republiek en 8 over- loopers. Nadat ook Wouw van vijanden was gezuiverd, konden de van Dordrecht ontboden compagnieën den marsch voortzettenhet kasteel en het kerkhof van Wouw werden geslecht. Een verkenningsdetachement uit Maastricht bracht den kolonel Cleuter met 6 officieren en 120 soldaten gevankelijk binnen; de bewering van den kolonel, dat hij in keizerlijken dienst stond, kwam niet met de waarheid overeen. Wegens zijne brand schattingen kwam hij voor den krijgsraad; de bisschop dreigde, dat hij den bij Ottenstein in zijne handen gevallen ritmeester Theodorus Brasser een gelijk lot als Cleuter zou deelen. Cleuter wist echter in April uit de gevangenis te ontsnappen en hervatte aanstonds met mede- (1) Res. S. G. 7, 11, 12, 19, 20, 20, 28 Januari, 2 Februari, 6, 10 April 1066. T In c

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 195