182
lust van het secours genoten; bovendien schoot Frankrijk te kort in
het nakomen der overeengekomen subsidies (1).
P. DE TWEEDE ENGELSCHE OORLOG.
(Vervolg en Slot).
In October 1665 stelde Holland voor om „een bequaem ende habil
„persoon" naar Engeland te zenden „tot nederlegginge der differenten
„tusschen beyde de natiën ontstaen". Overijssel beval den prins van
Oranje als eerste ambassadeur voor dat doel aanhetgeen echter niet
met Holland's inzichten strookte. Van vredesonderhandelingen bleek
vooreerst geen sprake te zijn. Na lang aarzelen verklaarde Frankrijk
op 29 Januari 1666 den oorlog aan Groot-Brittannië. Geen vereeniging,
nog minder gezamenlijk optreden van de Nederlandsche en de Fransche
vloten greep plaats. De Fransche krijgstoerustingen ter zee strekten slechts
om te gelegener ure de vloot dienstbaar te maken aan de veroverings
plannen van koning Lodewijk. Zweden gedroeg zich twijfelachtig; de
Republiek kon slechts hopen, dat de vijand rechtstreeks noch zijdelings
door dit Rijk zou worden geholpen. Zweden verkoos alleen met de
Republiek te willen onderhandelen of als bemiddelaar op te treden
wanneer deze het tractaat van Elbing van 29 November 1659 buiten
werking stelde, bovendien hulp weigerde aan de door generaal Karel
Gustaaf Wrangel geblokkeerde stad Breinen: eischen, waaraan de
Republiek niet wenschte te voldoen. Met Denemarken was op 11 Fe
bruari 1666 te 's-Gravenhage een tractaat van „elucidatie, redres ende
„alteratie" op het vorige van 12 Februari 1647 gesloten, gevolgd door
dat van Kopenhagen dd. 26 Februari, waarbij de Republiek zich tijdens
den oorlogsduur verbond tot een jaarlijksche subsidie van anderhalf mil-
lioen, met inbegrip eener Fransche bijdrage van drie ton. Denemarken
aanvaardde de verplichting om van 1 April tot 1 December veertig oor
logsschepen in den „Orisont" (Sont en Belt) te doen zee houdensommige
bemand met landsoldaten, zoodat de Oostzee voor Groot-Brittannië werd
gesloten. De door Denemarken aangenomen houding was het gevolg
van het onrechtmatig opbrengen van Deensche en Noorsche schepen
naar Britsche havens. Een geheim artikel op het tractaat van 26 Februari
bepaalde wederzijdsche ondersteuning met 6000 soldaten, indien een van
beiden te land werd aangevallen. Zwedenhetwelk Groot-Brittannië naar
de oogen zag, toonde neiging om tegen Denemarken op te treden en een
inval in Holstein te ondernemen. De Republiek was zoodoende verplicht
om een korps ter beschikking te stellenwaarbij Holland sterk aandrong
„dat soodanige Troupes vanden Staet derwaerts gesonden werden, die
(1) Res. S. G. 19 Februari, 1, 10 Maart, 22 April, 8, 11, 15—19, 25—28 Mei, 7, 27 Juni
Res. R. v. St. 21 MeiRes. H. 28 Mei 1666Res. S. G, 25 Januari 1667,