184
zeilree lag' bij Texel, welk bezoek uitbundige geestdrift bij Janmaat
verwekte (1).
Dat de Fransche vloot onder Franqois de Vendöme, hertog van Beau
fort, werkeloos zou blijven, bewees het feit dat tal van Fransche edelen
met beroemde namen zich aan boord van jhr. Otto Bloys van Treslong
begaven. Op 7 Juni stak de Ruyter in zee en ontmoette op 11 Juni
ter hoogte van Duinkerken de Britsche vloot onder George Monck,
hertog van Albemarle, en prins Rupert van de Palts. De zeestrijd
duurde vier dagen tusschen Noordvoorland (North Foreland) en de Vlaam-
sche kust. Op den eersten dag sneuvelde de luitenant-admiraal Cor-
nelis Evertsen eop den tweeden de vice-admiraal Abraham ^an der
Hulst; den derden dag streek de Britsche admiraal George Ascue de
vlag voor Cornelis Tromp. „Den veertienden deser tegens den avont",
zijnde de vierde dag, schreef de Ruyter aan Hunne Floog Mogenden,
dat hij de vluchtende Britsche vloot „W. ende W. ten N. van de Maze,
„nacr gissinge ter halver zee" najoeg. De overwinning gaf in het vader
land aanleiding totgroote „vreuchde teeckenen"; de uitheemsche ministers
ontvingen een gedrukte kennisgeving omtrent de behaalde „victorie".
Bijna een maand later bedankten Hunne Hoog Mogenden de Ruyter
mondeling „over syne mannelicke dapperheyt ende goede conduicte inde
„jongste rencontre tegens d'Engelschen betoont". Drie duizend krijgs
gevangen officieren en minderen bleven in bewaring bij de admiraliteiten.
Aan Ascue werd het slot Loevestein tot verblijf aangewezen; luitenant
Pieter de Gtraaf voerde aldaar het bevel bij afwezigheid van kolonel
Cuyck van Meteren (2).
Men toog terstond aan het werk om spoedig weder over een sterke
vloot te beschikken; een petitie van twee millioen was bestemd voor
den aanbouw van twaalf oorlogsschepen. Tot de verdere zorgen behoorden
de voorziening der vloot met landsoldaten en de kustbewaking. Aan
de Kil te Dordrecht bevond zich een gros onder kolonel John Ivirkpatrik
ten dienste van Holland. Bij het kasteel van Rammekens lagen inge
scheept ten gerieve van Zeeland de regimenten van de kolonels Mathijs
Drost en Theodorus van Vrijbergen, de compagnieën „al meest
„bestaende in piecken ende daeronder veele siecken", 't Bleek noodig
ze te ontschepen; vijf compagnieën van het regiment Drost kwamen
op het kasteeldat nauwelijks plaats bood voor een vendrig en
twintig man en waar niets dan „vuijl stinkendt water" te vinden was,
zoodat men besloot om allo compagnieën in nabijgelegen garnizoenen
onder te brengen. Op aanvrage der gedeputeerden in de haven van
Vlissingen zond de Raad van State 25 compagnieën naar Zeeland.
(1) Res. S. G. 16 April, 6, 14, 2-5 Mei 1666. Johan George van Anhalt Dessau was
door huwelijk met prinses Henriëtte Catharina van Oranje een oom van prins Willem en
een zwager van keurvorst Frederik Willem; hij was Brandenburgsch veldmaarschalk.
(2) Res. S. G. 15, 16, 19 Juni, 11 Augustus 1666.