192 schitterende overwinning bij Chatham zag deRepubiiek zich door schaarschte van de openbare geldmiddelen gedwongen tot een inderdaad smadelijken vrede. Zij moest afstand doen van Nieuw Nederlandde acte van navigatie en de vernederende bepalingen omtrent het strijken der vlag bleven van kracht. Alleen Suriname kreeg men terug. De uit zijne gevangenschap op het slot Loevestein ontslagen Britsche admiraal Ascue klaagde over de hem in rekening gebrachte „excessive somme": met minder recht dan de Nederlandsche krijgsgevangenen in Engeland, van wien men zes stuivers daags vorderdehoewel ze nauwlijks vooreen stuiver hadden genoten. Wanneer zij hun schuld niet afbetaalden, dreigden de gast- heeren hen in Indië als slaven te verkoopen (1). Na den met Munster gesloten vrede en terwijl de oorlog met Groot- Brittannië nog in vollen gang was, moest de Republiek bedacht zijn om den overgang van afgedankte Munstersche troepen in Britschen dienst tegen te gaan. Aangezien hun reis naar Engeland alleen over Oost-Friesland kon geschieden, verlangde de Republiek 13 compagnieën, 1200 man, met eenige artillerie „onder de conduicte van een vaillandt „ende wel geexperimenteert Hooft" daarheen te zendendoch het voorstel stuitte af op verzet van de vorstin-regentes. Vorstin Christina Char lotte was een krachtige persoonlijkheid: een vrouw van de daad, in tegenstelling van Hunne Hoog Mogenden, die alvorens te besluiten elke zaak in handen gaven van gedeputeerden „om te visiteren, examineren, „de retroacte nae te sien ende van alles rapport te doen". De vorstin streefde er naar, met behulp van haar vader hertog Everard III van Wurtemberg en van hertog George Willem van Brunswijk-Luneburg om het gezag over Oost-Friesland bij meerderjarigheid van haren zoon onafhankelijk van de Stenden en van de Republiek aan hem over te dragen (2). Nadat reeds 300 Luneburgers te Stickhausen waren aangekomenzond hertog George Willem in November 1665, op haar verzoek en buiten weten der Stenden, nog 800 „Luneburchsche volckeren", voor wier onder houd de vorstin belastingen uitschreef, zoogenaamde „capitale schat tingen", hetgeen de tweespalt met de Stenden belangrijk verhoogde. Deze werd vermeerderd door de opdracht van Hunne Hoog Mogenden aan de admiraliteit van Amsterdam om de Eems voor den vijand ontoe gankelijk te houdenen door hun voornemen om Greetsyhl te versterken en te bezetten. De magistraat van Einden verzocht deze plannen te laten varen „alsoo bij de fundamentele wetten van Oostvrieslant was gesta- „tueert, dat geen vastieheyt, blockhuijs off schanse boven off beneden (1) Res. S. G. 17, 24 Juni, 20, 23, 29 Juli 166G9, 13—15, 18, 21 2G27 April, 25, 30 Augustus, 19 September, 21 October, G. P. B. III 325 dd. 31 Juli 1GG7. (2) Res. S. Cl. 30 April 4, G Mei, Res. R. v. St. 11 Mei 1G6G.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 212