i9é „den Eems gemaeckt souden werden, waer deselve van hare handelingê „neeringe, navigatie ofte andersints belet off beschadicht soude mogen „werden". Niettemin besloot de Republiek in Februari 1666 tot voor melde versterking, met belofte „de noot over sijnde" alles in den vorigen staat te herstellen. Voorts zag zij zich genoodzaakt om, in weerwil van hare armzalige weermacht, twee compagnieën naar Leeroord te zenden, aangezien de opgezetenen van Leeroorder-ambacht weigerden den Eems te ijzen, tot welken arbeid zij zich in den Spaanschen tijd steeds hadden bereid getoond. De bezettingen van Leeroord en Dijler- schans verrichtten volgens bekomen last oorlogshandelingen in het Muns- tersclie; de Stenden verzochten zulks na te laten „opdat de Munstersche „volckeren daerdoor niet geinviteert mochten werden om gelijcke excur- „sien in Oostvriesland te doen". Bovendien had keizer Leopold I de invordering van 5000 rijksdaalders aan den bisschop opgedragen, zijnde de door Oost-Friesland verschuldigde nog onbetaalde bijdrage voor de „Romermaenden off Turkenstuyr", bestemd voor de oorlogvoering tegen Turkije. Herhaaldelijk doch te vergeefs poogde de Republiek de ge schillen door minnelijke schikking bij te leggen, met ontbieding van afgevaardigden of zending van gedeputeerden (1). De door de Republiek in Mei voor Oost-Friesland bestemde dertien compagnieën kwamen onder bevel van kolonel Ernst van Ittersum. Haar komst was aan geen der partijen welgevallig. De vorstin wilde zelve voor handhaving der neutraliteit zorg dragen, waartoe zij gaarne eenig geschut zou ontvangen. Emden verlangde alleen subsidie tot voltooiing der f'ortificatie-werken. De dertien compagnieën bleven dus voorloopig te Groningen, Delfzijl en Appingedam. Terwijl de Staten-Generaal in de meening verkeerden, dat hunne vertoogen bij hertog George Willem het vertrek der Lune- burgers zouden uitwerken, de Stenden bezig waren om orde op de betaling te stellen, vernam men dat nog 1000 soldaten en 4 compag nieën paarden in Oost-Friesland waren aangekomen. In plaats van de grensbewaking slechts tijdelijk uit te oefenen zooals de vorstin beweerde bezetten de Luneburgers plaatsen in het hart des landsOldersum Larrelt, üphusen en Borsum, gelegen nabij, zelfs onder het kanon van Emden en gedeeltelijk staande onder sauvegarde der Staatsche garni zoenen; zij stelden de vorstin zoodoende in staat om hare schattingen bij militaire executie in te vorderen. Thans leenden Hunne Hoog Mo- genden een gewillig oor aan het zoo dikwijls herhaalde verzoek der Stenden om „te mogen genieten het effect van hare Ho. Mo. maintenue „tot deslogeringe vande Luneburgsche Trouppes" en wel door in Juli acht van de dertien in Groningen verbleven compagnieën naar Emden te zenden. Na langdurig onderhandelen kwam men in November over- (1) Res. S. G. G, 12, 14, 18, 19, 24 November, 1 48141522 December, Res. H. 13 November 1GG5Res. S. G. 19, 20, 23, 2G, 27 Februari, 2 Maart, 3, 17 Mei, B Juli 1GG6. 13

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 213