Ten opzichte van de „voormomboirliche regieringe" stond de vorstin op geen al te besten voet met haar zwager graaf Edsard Ferdinand, die aanspraak maakte op het voeren van het bewind gedurende de min derjarigheid van zijn neef. Na 's graven overlijden in het begin van 1668 had de vorstin geen mededinging meer te duchten (1). Q. HET EEUWIG EDICT. HET VIER- EN HET DRIEVOUDIG VERBOND. Filips IV van Spanje overleed op 17 September 1665bij zijne tweede gemalin Maria Anna van Oostenrijk, dochter van keizer Ferdi nand III, twee onmondige kinderen achterlatende: Karel II, die de kroon aanvaardde onder voogdij zijner moeder, en Margareta Teresia, later echtgenoote van haren oom, keizer Leopold I. Reeds in 1661 had Lode wijk XIV de verklaring van afstand zijner gemalin Maria Teresia, dochter van Filips IV uit diens eerste huwelijk met Elisabeth van Frankrijk, nietig verklaard; hij maakte onmiddellijk na Filips' dood aanspraak op de Zuidelijke Nederlanden. De Republiek vreesde niets ergerdan Frankrijk tot nabuur te verkrijgen. Ernstig was ze bedacht „door wat wegen ende middelen de swarichedendie den Staet te „Lande souden mogen overcomen, tegen gegaen ende geweert souden „connen werden, ende dienaengaende yetwes salutairs op papier te brengen". De Zuidelijke Nederlanden aan hun lot over te laten stond gelijk met ze aan Frankrijk ten geschenke te geven; Spanje's zijde te kiezen, terwijl de oorlog met Groot-Brittannië nog voortwoedde, scheen opzinnig: niets anders bleef over dan een weg ter bevrediging te vinden. Middelerwijl was men bedacht op militaire waarborgen, met het gevolg dat werkelijk iets „op papier" tot stand kwam: het viervoudig verbond „quadruplealliantie", op 25 October 1666 voor een tijdsduur van zes jaren gesloten tusschen koning Frederik III van Denemarken, de Republiek, keurvorst Frederik Willem van Brandenburg, de hertogen George Willem en Ernst August van Brunswijk-Luneburg. Bij een aanval op het gebied van een der deelgenooten moesten de anderen bij springen: Denemarken en de Republiek elk met 1800 ruiters, 3600 voet knechten, de keurvorst met 1200 ruiters, 2400 voetknechten, de her togen met 600 ruiters, 1200 voetknechten, naar omstandigheden te vervangen door geldsommen als anderszins. Bleken de contingenten binnen de twee eerstvolgende jaren onvoldoende te zijn, dan moest een grootere macht beschikbaar worden gesteld. Ten opzichte van Branden burg verviel het tractaat van 16 Februarieven als toenverbond thans de Republiek zich bij een geheim artikel tot een subsidie, zoogenaamd voor aanritsgelden. Het verzoek van den keurvorst om de Staatscbe (1) Res. S. G. 30 November27 December 1GG71G Januari lGGtë.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 215