198 strevende naar eensgezindheidtot overeenstemming zou geraken („concept „conciliatoir van harmonie" dd. 21 September 1667) de prins van Oranje neemt zitting in den Raad van State ten einde ondervinding op te doen in staatkundige en militaire aangelegenheden Zijn Hoogheid vergezelt het leger te velde in „politycke qualiteit" om zich tot het kapitein-generaalschap te water en te land bekwaam te maken Zijn Hoogheid zal deze „hooge charges" bij intrede van zijn 28ste levensjaar aanvaarden; zoolang in deze aangelegenheden niet was beslist, mogen de bondge- nooten geenszins tot de verkiezing van een stadhouder overgaan (1). Holland, Gelderland, Utrecht en Overijssel, die in Januari 1668 het concept van harmonie aannamen, vormden de meerderheid tegenover Zeeland, Friesland en Groningen. Alle pogingen faalden om laatstge noemden in een en het selve sentiment" te brengen, zoadat de beslissing voorloopig bleef rusten. In April 1668 gaf prins Willem zijn verlangen te kennen om den aanstaanden veldtocht bij te wonen hetgeen Hunne Hoog Mogenden als „ten hoochsten aengenaem" verklaarden. Zeeland stelde voor om den Prins al vast tot generaal der cavalerie te benoemen althans tot lid van den Raad van State. Aangezien in 1668 het Staatsche leger niet te velde zou trekkenbleef de strijd der meeningen sluimeren (2). In Mei 1667 had Lodewijk XIV aan de koningin-regentes van Spanje kennis gegeven, dat hij zich zooals de gezant d'Estrades Hunne Hoog Mogenden verwittigde „door een effort van syne wapenen off „door een redelijk accommodement" in het bezit wilde stellen van een deel der Zuidelijke Nederlanden. De Fransche krijgsmacht bevond zich, dank zij de zorgen van Hugues de Lionneminister van marine, Franqois Michel le Tellier, markies van Louvois, minister van oorlog, en Jean Baptiste Colbert, minister van financiën, in uitmuntenden staat. Spanje, nog steeds in oorlog met Portugal (8), was onmachtig om de noordelijke bezittingen met geld en troepen te ondersteunen. Men had daar aan alles gebrek en de landvoogd Castel Rodrigo leed aan het podagra. Op hulp der Republiek viel niet te rekenen, ook niet toen deze met Groot-Brittannië vrede had geslotenze weigerde aan Ernst van Ilten en Frans Willem van Ingen Nulant om op Staatsch gebied troepen voor Spanje aan te werven en gaf alleen toestemming tot uitvoer van wapenen. De koning bestempelde zijn ongerecht vaardigden inval met (1) Seer Res. H. 2 Juli, Res. IJ. 5, 24 Augustus, Res. S. G. 3 September, Seor. Res. S. G. 21 September 1667. (2) Res. S. G. 10, 18 October, 1, 30 November, 1, 12, 19, 22 December, Res. H. 21 De cember 1667, Res. S. G. 217 Januari, 14 Maart, 11 April, Res. H. 23 Maart 1668, (3) Zie Aanteekening N° 36,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 218