201 eischen, omdat die landstreek in vermelde verdragen was begrepen. l)e koning wilde den wapenstilstand niet langer dan tot einde Maart besten digen, mits de troepen zich bij eventueele ontmoetingen wederzijds als vijanden gedroegen (1). Wanneer koning Lodewijk zijne krijgsverrichtingen voortzette of Spanje niet toegaf, dan waren de verbondenen overeengekomen om naar de wapenen te grijpen. De Republiek besloot tot uitrusting van 48 wel bemande oorlogsschepen en vermeerdering van het leger met 12000 man. Daarbij vormden de voorziening van hoogere rangen, de vaststelling eener rangorde en van formulieren bij het verleenen van commission, dringende eischen. De Staten van Holland hadden reeds in September 1667 dien aangaande bepalingen gemaakt en bij de Staten-Generaal aangedrongen om ze aan de goedkeuring der bondgenooten te onderwerpen; waren deze vóór 17 Januari 1668 niet algemeen aangenomen, dan zou Holland tot de benoeming van provinciale bevelhebbers overgaan. De bedreiging hielp; juist op genoemden datum deden Hunne Hoog Mogenden de vol gende benoemingentot eerste veldmaarschalk over het volk van oorlog te paard en te voet, zoo te lande als te water, prins Johan Maurits van Nassau, tweede veldmaarschalk, Paulus Wirtz, baron van Orneholmgewezen Zweedsch generaal en Deensch veldmaarschalkzij waren ondergeschikt aan de Staten-Generaal, den Raad van State en aan de provinciale Staten „voor „soo veel derselver territoir ofte gesagh belanght"; meester-generaal der artillerie, Wigbolt van der Does, heer van Noordwijk, met gezag over de commiesen, conducteurs, werklieden, bootsgezellen en andere personen en officieren tot den trein behoorende; luitenant-generaals der cavalerie, Frederik Magnus, Wild- en Rijn- graaf van Salrn, en de prins van Tarente; luitenant-generaal der infanterie, Frederik van Nassau, heer van Zuylenstein sergeant-majoor- of wachtmeester-generaal, belast met het toezicht op tochten en wachten, Hans Willem van Aylua en graaf Willem Adriaan de Hornes; commissaris- of wachtmeester-generaal der cavalerie, Anthony van Haersolte en Joilan van Welderen. De rangorde en de regeling der patenten kwamen voorloopig niet tot oplossing. De 12000 man waren bestemd tot samenstelling van drie regimenten cavalerie van zes compagnieën, drie regimenten infanterie van tien compagnieën Luneburgers, een regiment van zestien compag nieën voor den veldmaarschalk Wirtz, benevens 61 afzonderlijke, zoo genaamd gedetacheerde compagnieën, bestemd om, wijl „jegenwoordich (1) Res. H. 26 Mei, 25 Augustus, Seer. Res. H. 29 Juli, 28 September 1667, Res. S. G. 20, 26, 28 Januari, 1 Februari 1668.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 221