211
vertrekkenmocht slechts een maand te Arnhem vertoeven „tot accom;
„modement vande Ingesetenen vande Staet ende opdat de Ruyteren hare
„affreeckeninge over hare schulden mette selve des te gevoechelicker
„aldaer sullen connen houden" (1).
De ingevolge resolutie van 12 Maart aangeworven zoogenaamde gede
tacheerde compagnieën waren wegens gebrek in de generaliteits- en
andere magazijnen nog niet van wapenen voorzien. Aangezien sommige
provinciën deze werving geenszins hadden voltrokkenverzocht de Raad
van State, in aanmerking nemende „dat de militie albereyts in dienst
„van den Staet wesende, bij eenige Provinciën soodanich niet betaelt en
„wierde, als den dienst van den Lande wel quam te vereysschen"te
mogen weten of de bondgenooten de werving wenschten te voltooien of
te beëindigen. Om daarover beter te kunnen oordeelen, droegen de
Staten-Generaal aan den Raad op om na te gaan hoeveel militie vóór
1662 in dienst had gestaanhoeveel militie er sinds was bijgekomen en
in dienst gebleven, „wat tot securiteyt van de Staet aengehouden, wat
„gelic.entieerd kon worden". Het antwoord behelsde onderstaande op
gaven
a. In dienst volgens den staat van oorlog van 1661
887 compagnieën te voet21790 hoofden
52 te paard2605 ruiters.
te samen 24395 man.
b. Bijgekomen
Infanterie
ingevolge resolutie van 23 December 1664, Mariniers.
28 Februari 1665, versterking der
Nederlandschecompagnieën met 25 man.
van 14 Maart 1665 3885
8 Juni 1665 6066
23 September 1665, vier regimen
ten van lOcompagnieënad 100man. 4000
5, 8, 21 September 1665 1377
.17 October, twee regimenten 2000
29 Maart 1668, scheepssoldaten 1223
landsoldaten 1668
Luneburgers 3000
4000 hoofden.
7300
39014
(1) Res. S. G. 18 Mei, 15 Juni, 0, 12 Juli, Res. H. I? Mei 1G6S.
>7.