218 Holland wilde het regiment Wirtz aanhouden, maar „bij de jegen- „woordige vreedsame tijden, tot soulagement van 'slands financien" de regimenten van 1665, de Luneburgers en de gedetacheerde compagnieën van 1668 licentieeren. Wanneer het daarover door den Raad van State met de bondgenooten gepleegde overleg niet binnenkort tot een beslis sing leidde, dan dreigde Holland de 20 gedetacheerde compagnieën van hare repartitie provinciaal te ontslaan, mede uit overwegingdat Zeeland de werving van haar aandeel van den beginne tegengewerkt, geen werf- geld en geen soldij betaald had. Overigens bewilligde Holland om 387 compagnieën te voet, 52 compagnieën te paard aan te houden; doch, als de andere provinciën meer militie wilden aanhoudenalsdan hoogstens 418 compagnieën te voet en min sterk dan de Raad van State had berekend (1). Pas na oplossing van het vraagstuk der reductie en licentieering kon de Raad van State met voorstellen betreffende de bezetting van de frontieren en steden in de provinciën aankomen: tot zoolang moest elke verplaatsing van compagnieën worden uitgesteld. Alleen Utrecht waar schuwde tegen overdreven vermindering van het leger: „een Staet ge- „constitueert om int corte wesen gearmeert ende in behoorlick postuyr, „is van meerder aensien bij geallieerden ende vrunden van meerder out- „sagli bij vyanden ende qualick geintentionneerden". De provincie stelde voor om aan te houden van de infanterie: de oude regimenten, de regi menten van 1665 en het regiment Wirtz, de compagnie-colonnelle op 65, de overige op 50 hoofden, die van van der Does van Noordwijk, Wirtz en Nassau-Zuylenstein naar verhouding; de 4000 mariniers, onder bepaling- dat ze half door de admiraliteiten zouden worden betaaldvan de cavalerie de oude compagnieën met 10 of 12 compagnieën van 1665, de compagnieën- colonnelle op 55de overige op 45 paarden. De rest der nieuwe cavalerie, de gedetacheerde compagnieën en de Luneburgers konden worden ont slagen. Door deze regeling behield men veel bekwameervaren officieren en konden zoo noodig de compagnieën spoediger en met minder kosten worden versterkt dan door uitbreiding van het leger met nieuwe korpsen. Van alle bondgenooten wilde Utrecht het sterkste leger behouden: Hol land ging met de wenschen tot afdanking 't verst. Niet willende wachten op overeenstemming, ontsloeg de provincie reeds in Augustus een com pagnie „informelick tegens d'orde van regieringe", en dreigde op 18 Sep tember, als Hunne Hoog Mogenden niet binnen een week daartoe een algemeen bevel aan den Raad van State hadden doen toekomen, tot ontslag van de twaalf regimenten van 1665 en van de recrutes der oude compagnieën te zullen overgaan (2). Hunne Hoog Mogenden moesten zich aan Holland's wil onderwerpen. (1) Res. S. G. 3, 1419, 2128 Juli, (3, 8, 21 Augustus, 3, 11, 17, 22 September, Res. R. v. St. 30 Juni, 27 Juli, 7 Augustus, Res. H. 12, 27 Juli, 4 Augustus 1068. (2; Res. Utr. 0 Augustus, Res. S. G. 17, 20 Augustus, Res. II. 18 September 1068,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 233