218 quoten, twintig compagnieën ontslaan. Het gevolg was herstel in April 1669 van de ontslagen Zeeuwsche compagnieën (1). De aanzienlijke vermindering van de legersterkte in 1668 richtte al doende, bij toenemend wantrouwen tegen Frankrijk, groote onrust vooral in de grensgewesten. De wapening van Spanje en van den bisschop van Munster bevorderde de desertie en gaf reden tot bezorgd heid. De algemeene vrees vertolkte zich gedurende de eerstvolgende jaren door herhaalde aanvragen om versterking der garnizoenenwaaraan de Raad van State zooveel mogelijk voldeed. De Raad kwam daarbij meermalen in botsing met de souvereine machten der bondgenooten die aan andere dan de aangewezen compagnieën patenten voor de ver plaatsingen uitgaven. In de richting van het Munstersche kregen de kasteelen Ulft, Wildenburg, Keppel en Berg kleine bezettingen. Bij den aanvang van 1670 was het aantal naar de frontieren gezonden compagnieën betrekkelijk groot; met het oog op de strenge vorst hield men de grachten van vestingen en forten open en moesten de officiers paarden op scherp staan. De retourpatenten zouden aanvankelijk wor den uitgegeven „wanneer het saisoen bequaemer ende de wegen ende „wateren weder reysbaer ende vaerbaer sullen sijn";'t liep tot Augustus, eer zulks geschiedde (2). In de Republiek was alleen de Raad van State op de hoogte van de gesteldheid en de behoeften der levende en der doode strijdkrachten. Maar trots ruimen blik en goeden wil stond het college machteloos tegenover den beperkten gezichtskring der bondgenooten, die pas bij den hoogsten nood gehoor gaven aan waarschuwende stemmen. Johan de Witt had enkel oog en oor voor de aangelegenheden ter zee. De Staten van Holland vernieuwden in Juli 1668 zijn mandaat als raadpensionaris met een traktementsverhooging van 3000 tot 6000 en een vereering van 45.000, door de ridderschap verhoogd tot 60.000, wegens de door hem den lande bewezen dienstenmeer bijzonder door het Eeuwig Edict het ontwerp voor den tocht naar de rivier van Londen en het Drievoudig Verbond (3). In Februari 1669 gaf de Raad van State „dewijle verscheyde poten taten jegenwoordich een considerable aental van militie bij den anderen „hadden, gelet op de bezetting der frontieren en het aental militie jegen- „woordich in dienst" in overweging om de compagnieën te voet, terwijl „goede cloecke ende strytbare mannen sonder ofte met weynich aenrits- „gelt te becomen souden sijn", met 15 man te versterken. Hunne Hoog 11) Res. S. G. 6, 8, 12, 14, 15, 17, 18, 21, 28 December, lies. li. v. St. 11 December 1668, Res. S. G. 3, 15 Januari, 2 April, Seer. Res. S. G. 15 Januari 1669. (2) Res. S. G. 12, 21 Januari, 25, 26 Februari, 1, 2, 20, 24, 26, 29, 30 Juli, 1, 8 Augustus, 1, 11, 23, 24 December, Seer. Res. S. G. 18, 20 Februari 1669, lies, S. G. 2-6, 13, 23 Januari, 17 Februari, 10, 18, 26 Juli, 1 Augustus 1670, (3) Res. H. '27 Juli, 3 Augustus 1668,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 238