223 De gerustheid zou kort duren. Na 's konings terugreis betrok het Fransche leger in Juli de legerplaats tusschen Horblay en St. Sebastien nabij St. Germain. Weldra kwamen te 's-Gravenhage berichten van den Spaanschen landvoogd en den gezant Pieter de Groot te Parijs, dat een legerafdeeling zich gereed hield orn onder bevel van maarschalk Franqois de Crequi naar Peronne te marcheeren en den oorlog tegen de Republiek te beginnen; waaraan ook bisschop Christofeel Bernard van Galen zou deelnemen. De eerste maatregel van de Staten-Generaal betrof een aanschrijving aan de kapiteins om de voormelde 5000 recruten niet te ontslaanhen tot nadere beslissing der bondgenooten aan te houden; regelrechten spoedig ingrijpen behoorde in de Republiek tot de onmogelijkheden. Voorts besloten de Staten-Generaal „in achtinghe ge- „nomen synde de gants bekommerlycke constitutie van saken" tot over plaatsing van eenige compagnieën uit de binnen-garnizoenen naar de frontieren; -doch de uitvoering haperde: sommige provinciën hielden de hun gezonden patenten achter en beschikten over de aangewezen com- pagniën te eigen bate. Den bondgenooten trof het verwijt, dat de frontieren slecht waren voorzien van geschut, de fortificatie-werken in vervallen toestand verkeerden en het aantal beschikbare kanonniers alles zins ontoereikend mocht heeten. Wel kwamen namen van verschei dene kanonniers op den staat van oorlog voor, maar de Raad van State wist niet „off deselve voor een groot gedeelte in levenden lijve, „veel min van wat bequaemheyt ende capaciteyt die syn, doordien „eenige cannoniers aengestelt werden, sonder ordentelicke proeve, buy- „ten hare kennisse ende sonder int minste aen haer eenige adver tentie te geven. Ende alsoo het constapelschap ontrent d'artillerie „is van sonderlinge importantie voor den dienst vant Landt" achtte men 't dan ook hoog noodig om doeltreffende veranderingen te „be ramen". In de „soo importante frontierstadt" Maastricht «bevonden zich slechts acht kanonniers, waarvan de vier beste, door Holland op den extra-ordinaris staat van oorlog afgewezen, sinds 1 Januari 1669 onbetaald waren gebleven; langs den geheelen Rijnstroom stonden slechts twee kanonniers. Hoe weinig men op de ervarenheid van de gouverneurs en commandeurs bouwde, bewees de aandrang dat zij zich van de mede werking van ter zake kundige officieren moesten verzekeren. Aan de veelvuldige vragen naar meer militie in de frontieren, die „jegenwoor- „dich niet en sijn voorsien met soodanigen aental van compagnien als „wel naer de bedenckelicke constitutie van saecken wordt vereyscht" kon de Raad onmogelijk voldoen omdat de bondgenooten verkozen noch c compagnieën af te staannoch de door de generaliteit verstrekte patenten te eerbiedigen. Op 26 Augustus 1670 bood de Raad „tot verseeckering „van den Staet" de meer uitgewerkte voorstellen van 22 November 1669 opnieuw aandaarbij herinnerende aan de in vorige tijden veroor zaakte onheilen door „wanbetalinge, affwijsinghe van gerepartieerde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 243