„Troupes ende andersints". Deze, op 11- October door Hunne Hoog Mogenden ter beslissing aan de bondgenooten gezonden voorstellen, hielden in formeeren van een legerkorps overeenkomstig de bepalingen van het Drievoudig Verbond; uitbreiding van hot leger met 10 regimenten te voet, 3 regimenten te paard, en versterking der oude compagnieën volgens het voorstel van 22 November 1669; aanbeveling om de uitgetrokken posten voor do fortificatiën, althans over de drie laatste jaren aan te zuiveren, en de petitie van 200.000 dd. 29 September 1668 goed te keuren; aanzuivering der consenten tot aanschaffing van geschut en voorziening der magazijnen ad 50.000 per jaarvolgens petitie van 24 October 1665 minstens bedragende 500.000, bovendien 40.000 tot aanschaffing van affuiten en ander materieel; machtiging aan den Raad van State om te zorgen voor „geexperimen- teerde ingenieurs", treinpersoneel, edelluiden van het geschut, batterij- meesters, petardiers, vuurwerkers, mineurs, pioniers en kanonniers; niet af te wijken van de bevelen van 1651 in zake de regeling dei- patenten afdragen der quoten in baar geld bij den ontvanger-generaal; beslissing omtrent de rangverhouding der officieren volgens advies van den Raad van State dd. 21 April 1668; zich te verklaren omtrent een zoodanige voortdurende bezetting der frontieren „dat deselve in volcomen securiteyt, tegen surprises ende alle „onverwachte toevallen verseeckert mogen sijn". Tot verdeeling der aan deze voorstellen verbonden kosten droegen de Staten-Generaal dd. 14 October 1670 aan den Raad op, een extra-ordinaris staat van oorlog te ontwerpen, met inachtneming der wenschen van Holland om zes in plaats van drie regimenten cavalerie aan te nemen, daarbij zorgdragende dat geen der bondgenooten boven de anderen wcrde bezwaard. Omtrent de uitrusting der vloot moest overleg worden ge pleegd met de admiraliteits-collegiën (1). Holland verklaarde veel voor de voorstellen van den Raad van State te gevoelen, mede voor een „altydt vaerdig houden eener compleetc „artillerye en al het gunt tot den train vant Leeger behoort". Op ver langen der provincie kreeg de Raad opdracht „om een sorchvuldich ooge „te laten gaan, soo ontrent de rivieren den Rhijn ende Yssel als ontrent „de moerasschen aen de cant van Groningen, Coevorden, Bellingwolde „Langackerschans ende oock ontrent de dyckagien in de Quartieren van (1) Res. R. v. St. 5 September, Ros. S. G. 9, September 1060, Seer. Res. S. G. 2G-Augustus, Res. S. G. 2, 26—30 Augustus, 1 2, 20, 30 September,^, 7, 14, 22 October. Res. R. v. St. 26 Augustus, 1 October 1670.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 244