225
„Vlaenderen ende elders int werck gestelt ende generalick over all
„'t gunt tot meerder verseeckeringe van den Staet soude connen
„dienen, 't zij door 't leggen van eenige forten, door 't stoppen van
„gegraven griften, waerdoor den wateren uyt de moeren affgetapt ende
„in deselve in diervoegen menschen ende paerden passabel gemaeckt";
voorts, betreffende Maastricht in onderhandeling te treden met leveran
ciers van levensmiddelen en goederen, zorg te dragen dat de fortificatie-
werken „met overlegh van persoonen hen desverstaendeten besten
„verbetert ende deselve Stadt door alle bedenckelicke middelen in de
„meeste defensie gebracht werden", 't Bleef bij wenschenzonder dat
men een stap verder kwam. Alleen de Staten van Utrecht gingen over
tot voorbereiding der bewapening van de huisluiden en opgezetenen
ten platte lande tot verdediging der provincie; zij bevalen de bondge-
nooten aanhun voorbeeld te volgen. De antwoorden op de voorstellen
van 22 November 1669 hadden Hunne Hoog Mogenden pas in December
1670 van alle bondgenooten ontvangen, dus na verloop van ruim een
jaar; de provinciën stemden overeen tot sterkte-vermeerdering der com
pagnieën. Dientengevolge konden de Staten-Generaal bepalen, dat met
ingang van 1 Januari 1671 de sterkte van alle compagnieën te voet tot
100 man, die te paard tot 80 ruiters kon worden opgevoerd. In af
wachting der beslissingen omtrent het aannemen van nieuwe regimenten
en andere onderwerpen verwachtte men dat de bondgenooten in de
hoogere kosten voor de compagnieën zouden voorzien (1).
Het uitblijven vaneen beslissing vond grond daarindat men het gevaar
geweken achtte. De marsch der Franschen uit de legerplaats bij St. Ger
main naar Peronne had geenszins plaats. In Augustus 1670 brak het
leger onder maarschalk de Crequy op om zich meester te maken van
Lotharingen. Hertog Karei, III had zijn land teruggekregen onder be
zwarende voorwaarden, waaraan hij zich geleidelijk zocht te onttrekken
door het aanbrengen van versterkingen en liet oprichten van korpsen.
Hij smeekte de Republiek om hulp en bemiddeling, maar was niet
te redden. Zijne troepen boden geringen weerstand; Lotharingen werd
bij Frankrijk ingelijfd. Het optreden tegen Lotharingen schonk den
minister van oorlog Louvois gelegenheid om zijne nieuwe voorschriften
betreffende de krijgstucht, legering en verpleging aan de practijk te
toetsen. Hiertoe behoorde de aanstelling van een intendant, belast met
een geregelden aanvoer van levensmiddelen, voornamelijk vleescheen
nieuwigheid, die bij alle legers navolging zou vinden (2).
(1) Res. H. 20, 25 September, 2 October, 2, 3 December, Res. S. G. 27 September, 7, 9,
15, 18, 22, 23, 30 October, 4, G, 8 November, 4, 16, 20, 23, 27 December, Res. R. v. St.
17 October, 8 November, 22 December 1670.
(2) Res. S. G. 1013 September3 October 1670.
15