Öp 25 October 1668 berichtte prinses Amalla aan Hunne Hoog Mo-
genden, dat zij „het bewint ende directie der saecken hem aldermeest
„raeckende, als te weeten van sijne eijgene domeijnen ende goederen"
aan haar kleinzoon Willem Hendrik, die binnenkort den achttienjarigen
leeftijd zou bereiken, wenschte over te dragen. De prinses verzocht
daarbijdat zij haren kleinzoon „ten aensien van syne domestycke inte
resten ende saecken, die hij niet alleen onder het gebiedt van desen
„Staet, maer oock daer buyten, ende in andere Rycken ende Landen
„uytstaende haddebehulpsaem souden willen sijn." De Spaansche kroon
erkende een schuld van 500.000 boven de rente van een kapitaal groot
80.000, volgens overeenkomst van 12 October 1651 tot vervanging
der tractaten van 1647 en 164S omtrent de eigendommen van den prins
van Oranje in de Zuidelijke Nederlanden. Tot dusverre was nog niets
afbetaald en elke aanmaning, laatstelijk in Maart 1670, slechts „met
„goede woorden ende beloften" beantwoord (1).
Op 7 Augustus 1660 erkenden de Staten van Zeeland den Prins als
Eerste Edele van hun gewest, mits de daaraan verbonden rechten niet
eerder werden „geexerceert ende gerepresenteert als op desselfs achthien
„Jaren". Dienovereenkomstig verscheen de Prins op 19 September 1668
als Eerste Edele in hunne vergadering, terwijl zij op 10 November goed
keurdendat Willem Hadriaan van Nassau-Odijk de betrekking van
gecommitteerden raad van den Eerste Edele in hunne Staten-vergadering
aanvaardde, mits alle militaire waardigheden door hem werden afgelegd.
Zoodoende kreeg Odijk mede toegang tot de vergadering van Hunne
Hoog Mogenden (2).
Reeds in 1666 had Utrecht voorgesteld om een instructie voor den te
benoemen kapitein-generaal te ontwerpenten einde daarmede gereed te
zijn als men tot zoodanige benoeming wilde overgaan. Holland weigerde
elke medewerking indien niet vooraf de „acte van harmonie" door alle
bondgenooten was aangenomen. Als stichtster van het Eeuwig Edict
beschouwde de provincie Holland 't als een groote tegemoetkoming, dat ze
het op 21 September 1667 door de Staten-Generaal opgemaakt „concept
„conciliatoir van harmonie" op 17 Januari 1668 had willen aanvaarden,
waarbij ze, met Gelderland, Utrecht en Overijssel, beloofde te zullen
medewerken ter benoeming van prins Willem Hendrik tot Raad van
State, na intrede van zijn 28ste levensjaar tot kapitein-'en admiraal-
generaalmits alle bondgenooten eenstemmig verklaarden, die waardig
heden onvereenigbaar te achten met het stadhouderschap van een of
meer provinciën. Aangezien de Prins genoegen nam met de opvattingen
(II Ros. S. G. 13, 26 October, Res. H. 27 November 1668, Res. S. G. 11, 19 Februari,
23, 27 April, 14, 22 Mei 1669, 19 Maart 1670. Het tractaat van 12 October 1651 wordt aan
gehaald in Res. H. 7 Dcc. 1663.
(2) Ites. Zeel. 10, 22 September, Res. S. G. en Ros. H. 29 September 1668. Odijk was
gehuwd met de Zeeuwsche erfdochter Elisabeth van der Nisse van Heinkenszand