227 van Holland, besloten de Staten van Zeeland, Friesland en Groningeh in Maart 1670 om de acte van harmonie te aanvaarden, hoewel zij 't achtten „van seer groote bedenckelickheyt te sijn aff te gaen vande voet „ende forme van regieringh, soo als die van outs, ende met seer goet „succes, tot opbouwinge ende vaststellinge vande diergecochte vrijheijt „was geweest". Dienovereenkomstig zou 's Prinsen benoeming tot kapi tein-generaal pas in 1672 worden uitgemaakt, doch stond voor het oogen- blik niets de toelating van Zijn Hoogheid in den Raad van State in den weg. Daarvoor moesten alsnog vier punten worden uitgemaakt - a. de wijze van introductie, waarbij „aen de eene zijde wierde be- „waert het respect van den Staet ende aen d'andere zijde niet geledeert „dat van den heere prince van Orange": b. de rang van zitting nemen; c. de begrooting van het traktement; d. of 's Prinsen stem „conclusyff ofte deliberatyfif" zoude zijn over welke punten „de sentimenten niet t' eenemael consonant" waren. Op cl Maart ontving de Prins commissie als Raad van State en legde als zoodanig den eed af. Na door drie gedeputeerden van Hunne Hoog Mogenden ter vergaderzaal te zijn binnengeleid, nam de Prins plaats op een fluweelen stoel. Hij ontving bevoegdheid tot het uitbrengen van een beslissende stem en tot het bijwonen „in politycque qualiteyt" van veldtochten en de beraadslagingen van gedeputeerden te velde. Wanneer de Prins ter vergadering van Hunne Hoog Mogenden verscheen dan zou hem eveneens een fluweelen stoel worden aangeboden. De Staten van Holland hadden aan den Prins slechts een raadgevende stem willen toe kennen, doch zij vereenigden zich op 24 Mei met de algemeene ziens wijze. Over het bedrag van het traktement kon men 't niet spoedig eens worden. Holland stelde in 1671 voor een bedrag van 25.000, waarvan 5000 op te brengen door Holland15.000 door de bondgenooten en 5000 door de generaliteit. Utrecht en Groningen wenschten een be drag toe te kennen van 50.000, gerepartieerd over de provinciën, in welk geval Holland 29.000 zou moeten betalen. In Februari 1672 werd een nader voorstel van Holland aangenomen tot een bedrag van 25.000, te betalen uit de kas der generaliteit. Holland had reeds in Juli 1670 aan Johan van Gent ontslag verleend als gouverneur, aan de andere heeren voor de „institutie ende instructie" (1). In het najaar zou prins Willem Hendrik op Whitehall het ridderfeest der orde van den kouseband bijwonen, waartoe hij door zijne benoeming in Mei 1653 gerechtigd was. De Staten van Holland wenschten hem (1) Ros. S. G. 30 Juli 16CG, Res. II. 8, 19 December 1GG8, Res. S. G. 5 April 1GG9, 28 Fe bruari, 25, 31 Maart, 18 April, 9 October, Comm. S. G. 31 Maart, Res. It. v. St. 31 Maart, Res. H. 20, 28, 31 Maart, 24 Mei, 26, 29 Juli, 4 October, G. P. B. III 54 dd. 31 Maart 1G70, Res. S. G. 14, 17, 29, 30 April, Ros. H. 15 April 18 December 1671, Res. S. G. 27 Fe bruari 1672.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 247