229
die bij oorlogsgevaar op grootere sterkte gebracht en door nieuw geworven
korpsen vermeerderd werden. Onder de oude korpsen telden bij de in
fanterie eenige regimenten Engelschen, Schotten en Franschen; bij het
uitbreken van de Engelsche oorlogen, ook bij dien van 1672, moesten zij
een bijzonderen eed afleggen, alleen Hunne Hoog Mogenden en de be-
taalsheeren als souverein te erkennen. De discipline stond door verschil
lende omstandigheden op een lagen trap. De „articulbrief ofte ordonnantie
„op de discipline militair" dd. 13 Augustus 1590 was met de „ordre tot
„onderhoud van goede discipline in 't Leger" dd. 7 Mei 1631 nog altijd
van kracht en behoefde een grondige omwerking. Opper- en hoofdoffi
cieren waren vrij in de keuze hunner verblijfplaats, ook al bezaten zij
een compagnie, de mindere officieren namen eigendunkelijk verlofzoodat
vele soldaten te nauwernood hun kapitein of diens plaatsvervanger
kenden (1).
Omtrent de rangorde der officieren en compagnieën heerschten eigen
aardige begrippen en gewoonten. Bij marschenwacht- en andere diensten
volgden de compagnieën elkander overeenkomstig de rangorde der com
pagnies-commandanten, zoodat bij overgang eener compagnie aan een
pas aangestelden kapitein de compagnie soms van de hoogste naar de
laagste plaats en rang overging. In 1665 ontstond te Rijnberk verschil
omtrent de rangorde der compagnieën van de kolonels Felin en Montbas.
Laatstgenoemde had een commissie van ouderen datum dan Pelin doch
legde pas op 9 December 1662 den gevorderden eed af, hetgeen Pelin
reeds op 21 November 1661 had gedaan. De Raad van State besliste
ten voordeele van den datum der eedsaflegging; de compagnie colonnelle
van Pelin moest dus gaan vóór die van Montbas, hoewel deze ouder
kolonel was (2). In 1666 beweerde graaf Bernard van Wittgenstein
een oudere compagnie te bezitten dan de gelijktijdig tot kolonel benoemde
George -Johan van Weede; eerstgenoemde was te voren kapiteinlaatst
genoemde luitenant-kolonel en kreeg dientengevolge den voorrang (3).
Op 16 December 1664 stelde Zeeland drie kapiteins tot kolonel aan
Gaspar de Mauregnault, Simon Schotte en Theodorus van Vrijber
gen; zij legden den eed resp. af op 27 December 1661, 3 Januari 1665
en 22 December 1664, om welke reden de Raad van State Theodorus
van Vrijbergen, vroeger de jongste kapitein, ondanks tegenkanting
door de Staten van Zeeland, als oudste kolonel erkende (4). Werden
officieren gelijktijdig beëedigd, dan nam de Raad den vroegeren rang of
commissie voor de rangorde in aanmerking (5). Hoewel de compagnieën
(1) Blijkens Res. R. v. St. 18 December 1669 waren toen vele officieren geschorst wegens
afwezigheid uit hunne garnizoenen.
(2) Res. R. v. St. 21 September 1665.
(3) Res. R. v. St. 24 November 1666.
(4) Res. S. G. 26 Juni 1668, 18 Maart 1671.
(5) Res. R v. St. 27 April 1668.