230
als regel gelijken rang met hunne commandanten hielden, kwamen toch
herhaaldelijk afwijkingen voor. Holland bepaalde dat een ritmeester of
kapitein, die bij een ander regiment overgeplaatst werd, bij alle regi
mentsdiensten de laatste plaats onder zijn ranggenooten bekleedde, doch
bij diensten buiten het regimentsverbandvolgens de orde van zijn
rang (1). De rang der regimenten regelde zich naar dien der comman
danten. Een uitzondering maakte Holland voor het regiment van den
veldmaarschalk Wirtz, hetwelk vóór alle andere regimenten te voet
ging, de compagnie-colonnelle te Maastricht in garnizoen vóór die van
den commandeur Erskine (2). De Staten-Generaal bepaalden daaropdat
in de districten der generaliteit de regimenten en de compagnieën van
de beide veldmaarschalken den eersten rang hielden, ook vóór de com
pagnieën van de gouverneurs en commandeurs; in andere steden lieten
zij de beslissing over aan de provinciale Staten. De gouverneur van
Maastricht gaf aan de aldaar in garnizoen zijnde compagnie gardes te
paard van Holland den voorrang boven alle andere compagnieën. Toen
de gouverneur van Bergen-op-Zoom gelijke onderscheiding weigerde voor
de compagnie gardes te paard van Zeeland, bepaalden Hunne Hoog Mo-
gendep, dat in het gebied der generaliteit, hetzij te velde of in garnizoen,
den voorrang toekwam aan beide compagnieën gardes, zonder toepassing
op hare commandanten (3). Een ander geval betrof de rangverhouding
tusschen officieren van de cavalerie en de infanterie. De Raad van State
betoogde, dat bij de cavalerie de sergeant-majoor de tweede hoofdofficier
van het korps was en den kolonel bij afwezigheid verving, terwijl een
sergeant-majoor der infanterie bij zijn korps de derde hoofdofficiersplaats
bekleeddedaarom moest eerstbedoelde in den krijgsraad en bij dergelijke
diensten voorgaan, ook al vermeldde zijn commissie een jongeren datum.
Friesland oordeelde, dat de sergeant-majoor te paard en de ritmeesters
bij alle gelegenheden den voorrang boven hunne ranggenooten van de
infanterie moesten bekleedenuitgezonderd in een vesting of fortwanneer
daar een kapitein der infanterie commandeur was. Bij de Friesche
korpsen hielden de luitenants der compagnieën-colonnelle, gewoonlijk
kapitein- of ritmeester-luitenant genaamd, rang na den jongsten kapitein
of ritmeester (4).
In April 1668 beproefden de Staten Gfeneraal om de door Holland aan
genomen rangregeling algemeen ingang te doen vinden, zoodat niet de
persoon, maar de betrekking in aanmerking kwam, zonder onderscheid
van cavalerie of infanterie. De volgorde omvatte veertien rangen 1
generaal of chef van het leger, 2 veldmaarschalk, 3 generaal der
cavalerie en infanterie, 4 generaal der artillerie5 luitenant-generaal
(1) Res. H. 22 November 1668.
(2) Res. H. 19 December 1670.
(3) Res. S. G. 18 Maart, 9 Mei 1671, 4 Maart 1672.
(4) Res. S. G. 28 October 1661Res. R. v. St. 4 Februari 1668Res. S. G. 22 Maart 1670.