231 der infanterie en cavalerie, 6 sergeant-majoor generaal van liet leger (later gewijzigd in sergeant majoor-generaal der infanterie met gelijken rang als sub 7), 7 commissaris-generaal of wachtmeester generaal der cavalerie, 8 kolonel, 9 luitenant-kolonel, 10 sergeant-majoor, 11 ritmeester en kapitein, 12 luitenant van een compagnie-colonnelle 13 luitenant, 14 vaandrig en kornet. De Staten van Holland wenschten geen onderscheid te maken tusschen den luitenant eener compagnie-colonnelle en dien van een gewone compagnie, dus weglating van den rang sub 12. De andere provinciën konden voorloopig tot geen besluit komen: de toestand bleef onzeker en gaf aanleiding tot verwarring. Bij de cavalerie leidde het voorstel tot ontstemming, zoodat op zekeren tijd te Wesel zelfs geen krijgsraad kon worden gehouden (1). Pas drie jaren later, in 1671, kwam van wege Hunne Hoog Mogenden de reso lutie tot stand, waarbij de „paraleliteyt ende collateraliteyt" tusschen cavalerie en infanterie bij een eenigszins gewijzigde rangorde behouden bleef, als: 1 generaal of chef van het leger, 2 veldmaarschalk 3 generaal der infanterie en cavalerie, 4- luitenant-generaal, 5 ser geant-majoor generaal der infanterie en wachtmeester-generaal der cava lerie, 6 kolonel, 7 luitenant-kolonel8 sergeant-majoor9 kapi tein en ritmeester, 10 luitenant11 vendrig en kornet. De rangorde voor den generaal der artillerie de grootmeester Wigbolt van der Does was pas overleden werd aangehouden. De commissies van Hans Willem van Aylua en graaf Willem Adriaan de Hornes als sergeant-majoor-generaals van het leger waren ingetrokken en vervangen door nieuwe als sergeant-majoor-generaals der infanterie, aangezien „claer- „lick bevonden is, dat den sergeant major off wachtmeester generael „vant Leger de voorschreve syne functie ten aensien vande cava lerie noyt heeft geexerceert, maer dat deselve functie sigh alleen „over de infanterie heeft geextendeert". De luitenants van de compag- nieën-colonnelle te voet en te paard „gemeynelick genaempt capiteynen „lieutenants, jegenwoordich in dienst sijnde ende geene andere, die „hiernamaels tot Lieutenants vande voorschreve compagnien colonnellen „soo te voet als te peertsouden mogen werden aengestelt sullen hebben „ende houden rangh naer den jongsten capiteijn ende voor den outsten „Lieutenant". Toch bleef ook „hiernamaels" dit gebruik gehandhaafd. De oudste commissie gaf in elke klasse recht op den voorrang; bij com missies van gelijken datum gold de vroegere voorrang. Zij, die tijdelijk „bij acte ofte commissie tot seeekere actie ofte expeditie" met een hoogeren rang bekleed waren, bleven zoolang in de hoogere klasse. De datum van eedsaflegging kwam dus niet meer in aanmerking. In verband met het vroeger aangenomen beginsel behielden de sergeant-majoors der (1) Res. H. 10 September, Res. S. G. 22 November 1667, Res. H. 17 Januari, 17, 18 Mei. Res. S. G. 912 April9 MeiRes. R. v. St. 12 April 1668.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 251