met een piek of vuurwapen, het rapier op zijde verschenen; ook leenden de kapiteins elkander soldaten; bij de ruiterij stonden zelfs geleende of gehuurde paarden als passevolanten in het gelid. Schuldige officieren strafte men hoogstens met ontslag; dikwijls werden zij na eenigen tijd in hun rang hersteld of door een der andere bondgenooten opnieuw ingedeeld. Bij een in April 1665 gehouden monstering bleek de compagnie van den majoor Louis Wolfert van Dorp onvoltallig, tevens dat de soldaten aan onrechtmatige korting waren onderworpen. Holland ontsloeg den majoor, doch nog in hetzelfde jaar volgde zijn benoeming tot majoor bij het nieuwe regiment van kolonel Filips de Saugey, terwijl de Baad van State in 1666 zijn verzoek inwilligde om de dagteekening van zijn rang als majoor te rekenen van den datum zijner eerste benoeming. Het toezicht der monstercommissarissen op misbruiken mocht meestal denkbeeldig heeten, hoewel 't uitsluitend van hen afhing in hoe verre de voorschriften werden opgevolgd. Streng traden zij alleen op, wanneer 't hun zelf nuttig scheen; maar zij wachtten zich wel vijanden onder de officieren te maken, vooral als het gunstelingen of begunstigden betrof; soms lieten zij zich omkoopen en werden de compagnieën op onbegrijpelijke wijze omtrent hun komst gewaarschuwd. Bovendien vermeldden de monsterrollen niet altijd de geslachtsnamen der soldaten, maar veelal hunne bijnamen, alias „noms de guerre". Bleven de betaalsheeren in gebrekedan vorderden de compagnies-commandanten een bedrag alsof geen enkele man ontbrak; maar dit bleek wel anders, als dienst moest worden gedaan. Rekenden Hunne Hoog Mogendendat de totale sterkte der voor eenig doel bijeengetrokken compagnieën 10000 man zou be dragen dan waren veelal slechts 5000 of 6000 man aanwezigbij onder zoek verantwoordden de compagnies-commandanten zich met deserteurs en zieken of gaven na een gevecht de ontbrekenden op als gesneuveld en vermist. Uit de schaarsche klachten in de resolutiën omtrent bij de monsteringen gebleken misbruikenmag men geenszins afleiden, dat alles in het Staatsolie leger altijd eerlijk toeging. De Staat werkte het niet bereiken der volle sterkte in de hand door de instelling der „mortepayen". Zoo stonden de Staten van Zeeland in 1654 aan twee gewezen kapiteins elk een „Ruyters Paye" onder de compagnie van ritmeester Buat toeonder beding dat twee ruiters van die compagnie werden afgedankt. Maria Sedlnitzky, dochter van een overleden officier, ontving twee „Soldaten Paeyen"; het zoontje van den overleden kapitein Edward Lloyd een enkele, ten behoeve waarvan drie soldaten werden ontslagen (1654). De in 1656 gelicentieerde kapitein Adam Bolsey „nu seer oudt, impotent ende arm" was, na een vijftigjarigen dienst, met twee „payen" begif tigd maar kreeg ze niet uitbetaald. Onder de mortepayen telde men edellieden van het geschut en andere karig bezoldigde personen. Volgens een in 1669 voor de Staten van Holland opgemaakte lijst van geappointeerde soldaten ontving een sergeant 10, een soldaat 7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 257