tallige compagnie. Zij drongen bij Hunne Hoog Mogenden aan op een plakkaat, waarbij passevolanten veroordeeld wrerden tot de straffe des doods, de betrokken kapitein met cassatie en infamie, zijn zijdgeweer door den scherprechter te breken. Menig voorval bracht de gevolgen der wanbetaling aan den dag. In 1668 liet prins George Frederik van Nassau, gouverneur van Bergen- op-Zoomde op het kwartier van Zutphen gerepartieerde vaan van Franqois Boyer opzitten; ze bracht uit een luitenant, een kornet, een trompetter, een korporaal en zeven ruiters te voet. De ritmeester hoopte na ontvangst van gelden „de Ruyters weder int guarnisoen te „kryghen ende van noodigh onderhoudt te voorsien" (1). De Staten van Holland zorgden gewoonlijk voor geregelde betaling, wanneer ze de op hunne repartitie aangewezen troepen hadden aangenomen; niet zoo de andere provinciën, welke om allerhande overwegingen de geldelijke ver plichtingen slecht nakwamen. Zoodoende moesten tal van „arme sol daten met vrouwen ende kinderen van armoede vergaen, als hebbende „noch credit, noch penningen". Zeeland en Friesland weigerden in 1667 de betaling der tot de lichting behoorende op hun gewest gerepartieerde compagnieën (2). Friesland liet zulks na, omdat Holland over 1667 geen rekening deed betreffende een verplichte maandelijksche storting van 109.110 en in Mei 1668 de storting staakte. Om gelijke redenen wees Groningen eenige compagnieën af (8). Overijssel betaalde den kolonel Boudewijn van Soutelande en eenige kapiteins niet,- omdat de Staten van Zeeland als vorige betaalsheeren zulks evenmin hadden gedaan, bovendien vier op Zeeuwsche repartitie staande kapiteins, inge zetenen van Overijssel, weigerden te voldoen. Nog sterker verwaar loosden de Staten van Overijssel het algemeen belang door willekeurige afdanking van een compagnie en alle kanonniers, mede door benoemingen van den burgemeester van Hasselt Claes Cotgen tot majoor der stad, van den burgemeester van Kampen Joan Slooth tot kapitein eener compagnie infanterie (4). Nimmer zijn de nadeelen eener slechte geld- verzorging en verdeeling van lasten over de zeven bondgenooten helderder aan 't licht gekomen dan in het noodlottige jaar 1672 toen de door den vijand bezette gewesten niet meer aan hunne verplichtingen konden voldoen, alle andere daarin te kort schoten. Onderstaand overzicht ver meldt de schulden, ten laste der bondgenooten in 1663, in welken to:stand vooreerst weinig verandering kwam (5). (1) Res. R. v. St. 18 November 13GS. (2) Res. S. G. 2 Juli 1GG7enz. (3) Res. S. G. 22 September 1C>7, enz., 2G September, 30 October 16G8. (4) Ros. R. v. St. 20 April, 13, 21 Mei, Res. S. G. 28 Augustus, 12 September 16G8, 13 Januari, 17 Februari 1G71. (5) Res. R. v. St. 10 Augustus 1GC3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 259