gepast. Het souvereine recht op de drie landen van Overmaze Val kenburg, 's-Hertogenrade en Daelhem zou door de uit Noord-Neder- landsche en Spaansche rechters bestaande „Chambremipartie", beurte lings te Mechelen en te Dordrecht zitting nemende, nader worden uit gemaakt. De heerlijkheden Steenbergen, Willemstad en Prinsenland behoorden tot de domeinen van het Huis van Oranje; ovenzoo het land van Kuik en de stad Graveals leenen van Staats-Brabant. De heerlijkheid Ravestein, deel uitmakende van de Cleefsche nalaten schap, was toegewezen aan den paltsgraaf van Nieuwburg. De commendery van Gemert was eigendom van de balije van Alten- Biesen (in Luik) der Duitsche Orde, met den Spaanschen gouverneur der Zuidelijke Nederlanden, aartshertog Leopold Willem als grootmeester. De baronie van Boxmeer behoorde aan de graven Van den Berg, het graafschap Megen aan het Zuid-Nederlandsche geslacht van Croy, de heerlijkheid Batenburg aan den graaf van Hornes. Tot de voornaamste bezittingen van Spanje in gemelde streken rekenden de steden Venlo en Roermond in Opper-Gelder en een groot deel van Limburg. Een zonderlinge toestand heerscbte in het Dorp Baarle, be staande uit twee staatkundig geheel van elkander gescheiden deelen, waarvan bij den vrede het grootste deel, Baarle-Nassauaan de Repu bliek, het andere deel, Baarle-Hertogaan de Spaansche Nederlanden was toegekend: een scheiding, welke den Belgischen opstand van 1830 heeft overleefd. Baarle-Nassau was als onderdeel der baronie van Breda een bezitting der prinsen van Oranje; Baarle-Hertog rangschikte onder de heerlijkheid Turnhout, welke in 1648 was toegewezen aan de prinses- weduwe Amalia van Oranje; twintig jarep later liet zij dit bezit na aan haar kleinzoon prins Willem III. De souvereiniteit over Lith werd betwist door den bisschop van Luik en is pas in 1671 uitgemaakt. Hunne Hoog Mogenden de Staten-Generaal vertegenwoordigden de sou vereiniteit der zeven bondgenooten zonder zelve souverein te zijn. Zij bestonden uit een onbepaald aantal door de provinciën gekozen gedepu teerdendie niet hoofdelijk beslisten; elke provincie bracht voor elke aangelegenheid slechts één stem uit en bekleedde beurtelings gedurende een week het voorzitterschap. Stadhouders, gouverneurs noch militairen mochten zitting hebben in de Staten-Generaal. De besluiten (resolutiën) werden genomen bij meerderheid van stemmen: in gewichtige gevallen alleen na bekomen goedkeuring van de bondgenooten, als tot beslissing omtrent oorlog en vrede, bij het sluiten van verbonden of tractaten, de beantwoording van voorstellen door of namens vreemde mogendheden vermeerdering of vermindering der militie e. d. g. Hunne Hoog Mogenden verzochten veelal de voorlichting van den Raad K O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 25