248
breiden. Haar medevoogd graaf Edsard Ferdinand overleed in 166S;
Hunne Hoog Mogenden namen ingevolge zijn wilsbeschikking het „voor-
„momboirschap" over zijn beide nagelaten zonen aan. „Tot maintenue
„der accorden" zonden de Staten-Generaal op verzoek der Stenden acht
compagnieën om de grenzen des lands te bezetten in de eerste plaats
de vesting Stickhausen. Zij bleven echter te Emdentijdens den tweeden
Engelschen oorlog vertrokken zeven compagnieën naar het vaderland.
Bij terugkomst in 1668 van een dezer compagnieën weigerde de ma
gistraat van Emden ze toe te laten, wegens verschil in meening omtrent
de betaling der serviesgelden, zoodat de troep onverrichterzake afmar
cheerde. In 1669 rezen nieuwe moeilijkheden over de zending van
haver naar den bisschop van Munster. Men verdacht hem gewapender
hand vergelding te zoekenzoodat de grensbewaking weder aan de orde
kwam. Voor een behoorlijke versterking van Stickhausen was een be
drag van 12.000 rijksdaalders nooclig. De vorstin keurde zulks goed,
mits de Stenden de kosten droegen. Overleg baatte niet en de verhou
ding verslechtte bij begunstiging van de Roomsch-Katholieke onder
danen door de vorstin. Hoe weinig de Republiek zich aan het graafschap
liet gelegen liggen, bewees in den aanvang van 1671 de afwezigheid
uit Emden van den commandeur Tjallingh van Sixma en alle kapi
teins; ook was het magazijn aldaar zeer slecht voorzien. In het verzoek
der vorstin om de Dijlerschans te ontruimen, ontwaarde men het drijven
van bisschop Christoffel Bernard van Galen (1).
Eveneens onderkende men zijn hand in het graafschap Bentheimwaar
de broeders Filips Coenraad en Ernst Willem, de eerste te Steinfurt,
de andere te Bentheim, het gezag deelden. Een „pactum successiones"
hield indat slechts een hunner in het huwelijk zou treden ten einde
het verdeelde graafschap op diens kinderen te doen overgaan. Filips
Coenraad overleed in 1668, bij zijn gemalin Anna Elisabeth een in
1663 geboren zoon, Arnold Maurits Willem, nalatende, over wien
Hunne Hoog Mogenden de eere-voogdijschap aanvaardden. Graaf Ernst
Willem huwde Geertruida van Zelst; hunne zes kinderen waren dooi
den „pactum" van de erfopvolging uitgesloten, zoodat Arnold Maurits
Willem in Bentheim moest opvolgen, hetgeen dan ook in 1693 bij over
lijden van Ernst Willem geschiedde. Deze was, kort na het overlijden
zijns broeders, tot den Roomsch Katholieken godsdienst overgegaan,
waarop zijn vrouw, die zijn voorbeeld niet verkoos te volgen, met de
zes kinderen een toevlucht te 's-Gravenhage vond. Zoodra Hunne Hoog
Mogenden 'sgraven verandering van godsdienst vernamen, droegen zij
aan de Staten van Overijssel op om het kasteel Bentheim, dat met
Schuttorf, Neuenhaus en andere plaatsjes aan hen leenroerig was, te
(1) Ros. S. G. 28 April, 28 Juni, 4, 30 Juli 1008, 24 April, 13, 16, 17, 29 Mei, 11-14,
21, 28 Juni, 10 Augustus, 7,9, 16, 24 September, 5, 10, 12 October, 3, 5 December 1669,
5, 15, 27 Januari, 16, 18 Februari, 21 October, 6, 12 November 1671.